Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5748/JB, 7 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:07-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-20/5748/JB

Betreft: […]       datum: 7 februari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D. Greven, namens […], geboren op [1995], verder te noemen klager, gericht tegen een op 8 januari 2020 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 28 januari 2020, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw, en de senior selectiefunctionaris, […]. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de rijks justitiële jeugdinrichting (r.j.j.i.) De Hartelborgt te Spijkenisse ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 30 september 2015 gedetineerd. Hij verbleef in de r.j.j.i. De Hunnerberg te Nijmegen. Op 7 januari 2020 is hij overgeplaatst naar de r.j.j.i. De Hartelborgt.

3.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De Hunnerberg heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers overplaatsing. Hij schaart zich achter dat advies. Klager is een relatie aangegaan met een meisje uit Enschede, maar dat is niet in strijd met een voorwaarde. Zij kende het slachtoffer, maar het was niet echt een vriendin. Klager heeft weliswaar het behandelteam niet over de relatie verteld, maar hij heeft wel openheid van zaken gegeven richting zijn mentor. Klager kwam in contact met het meisje, doordat hij reageerde op een post van haar op Facebook. Ze kenden elkaar nog van voordat klager werd gedetineerd. Het meisje was ook een (vage) bekende van het slachtoffer. Nadat opnieuw contact was ontstaan, ontmoetten ze elkaar in klagers werktijd, bij een koffiebar vlak naast zijn werk. Klager begrijpt dat het verlof toen tijdelijk is stilgezet. Dat is echter ook weer hervat, behalve het werkverlof. Even later is alsnog alles stopgezet. Dat bevreemdt hem, omdat hij – na het tijdelijk stopzetten – juist openheid van zaken had gegeven, ook in therapie. De relatie met het meisje heeft daarna nog ongeveer twee à drie weken geduurd. Zij is toen op bezoek geweest in De Hunnerberg en vervolgens is de relatie in overleg alsnog beëindigd. Ze hebben geen contact meer met elkaar. Het is niet aan klager te wijten dat zijn behandeling in De Hunnerberg niet goed liep. Bovendien heeft het multidisciplinair overleg (MDO) al op 24 september 2019 toestemming verzocht om klagers verloven te hervatten. Die toestemming is nog steeds niet gegeven. Daar is de selectiefunctionaris zelf verantwoordelijk voor. De vader van het slachtoffer heeft in de loop der tijd een aantal dreigementen geuit. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft nader onderzoek gedaan en op 26 september 2019 al geconcludeerd dat op dat moment geen sprake (meer) was van een ernstige reële dreiging. De eerdere dreigingen hebben nooit tot een overplaatsing geleid. Klager verbleef al op anderhalf uur afstand van de nabestaanden. Niet valt in te zien waarom plaatsing op twee uur en een kwartier afstand verschil zou maken. Recent heeft het slachtoffersysteem contact opgenomen met De Hartelborgt. Kennelijk zijn de nabestaanden dus al op de hoogte van de overplaatsing. Klager ondervindt veel nadeel van de overplaatsing. Hij heeft een vertrouwensband opgebouwd met het personeel van De Hunnerberg. Dat is voor hem best lastig, want hij praat niet makkelijk over zijn gevoelens. Dat is daar wel gelukt. Hij wil graag doorgaan met die ontwikkeling. Daar zijn meerdere therapieën aan voorafgegaan. Klagers behandeling staat nu al maanden stil en deze zal door de overplaatsing nog meer vertraging oplopen. Er moet immers opnieuw een werk- of stageplek en vrijetijdsbesteding worden georganiseerd en een behandelrelatie worden opgebouwd. Zijn bezoek is een hele dag onderweg om hem in De Hartelborgt te kunnen bezoeken. De populatie in beide inrichtingen is anders. Klager komt uit een ‘boerenstad’ in het Oosten van het land en dat is heel anders dan de Randstad/Rotterdam. In De Hartelborgt schelden personeel en jeugdigen tegen elkaar en er heerst een wij-zij-cultuur. In De Hartelborgt is nog geen behandeling aangevangen. Er is geen gedragskundige bij hem geweest. Hij heeft ook nog geen gesprekken gevoerd met zijn mentor daar. Het is voorts onduidelijk waarom het positief zou zijn dat klager elders een bestaan opbouwt. Maar na afloop van de PIJ-maatregel zal hij niet in de Randstad blijven, dus alles wat hij daar nu opbouwt, zal hij dan niet kunnen voortzetten.  Hij wil een nieuw bestaan opbouwen in de regio Arnhem/Nijmegen. Het is nog maar de vraag of het herijken van de behandelrelatie bij De Hunnerberg meer tijd zou kosten dan het opbouwen van een nieuwe behandelrelatie in De Hartelborgt. De Hunnerberg heeft nota bene zelf geadviseerd klager niet over te plaatsen. Daarnaast heeft de rechtbank bij de verlenging van klagers PIJ-maatregel (d.d. 31 oktober 2019) juist haar vertrouwen uitgesproken in klagers behandeling door het behandelteam van De Hunnerberg. De relatie was toen al bekend en de verloven waren al bevroren.
De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager wordt niet verweten dat hij een relatie is aangegaan. Wel is het zorgelijk dat zij afkomstig is uit het netwerk van het slachtoffer en dat klager daar niet open over is geweest. Nadat hij daarmee is geconfronteerd, heeft hij de relatie niet stopgezet, maar juist geïntensiveerd. Hij heeft met haar in het geheim onder werktijd afgesproken. Bij het slachtoffersysteem ligt dit erg gevoelig, waardoor de relatie extra risico’s met zich bracht. Het veiligheidsaspect heeft altijd al een rol gespeeld. Het verschilde van moment tot moment hoe acuut dat was. De vader van het slachtoffer beschikt steeds over informatie over klager. Het is onduidelijk hoe hij steeds aan die informatie komt. Doordat klager is overgeplaatst, zal hij in een andere regio vrijheden opbouwen. Daarmee wordt ook geprobeerd te voorkomen dat het slachtoffersysteem op de hoogte raakt van de plaats en de wijze waarop klager zijn vrijheden geniet. Het slachtoffersysteem blijkt hiervan tot nu toe steeds op de hoogte te zijn, terwijl onduidelijk is wie die informatie verstrekt. De veiligheidsaspecten hebben meegewogen bij de overplaatsing, al zijn deze niet de doorslaggevende factor geweest. Het wordt als zeer zorgwekkend gezien dat klager het bestaan van zijn relatie buiten het zicht van het behandelteam heeft weten te houden, zeker gelet op het delict waarvoor klager is veroordeeld. Het feit dat dit binnen de inrichting (door de mentor) niet is gedeeld en de werkgever dit heeft gefaciliteerd, is – hoewel dit niet (slechts) aan klager is te wijten – trajectondermijnend. Weliswaar is op 23 augustus 2019 verzocht klagers verloftraject te hervatten, maar daarvoor moesten eerst de veiligheidsrisico’s duidelijk zijn. Er zou een nieuwe risicotaxatie worden uitgevoerd. Het stopzetten van de verloven is een direct gevolg geweest van klagers handelen. Klager vreest dat zijn traject door de overplaatsing nog meer vertraging oploopt, omdat hij een nieuwe behandelrelatie moet opbouwen en nieuwe invulling voor zijn vrijheden moet vinden. Bij een voortdurend verblijf in De Hunnerberg zou klagers traject echter grondig herijkt moeten worden. Zo is het de vraag of klager bij dezelfde werkgever zou kunnen blijven. Daarnaast zou de behandelrelatie opnieuw vorm moeten worden gegeven, om de objectiviteit te kunnen waarborgen. Dat proces is mogelijk nog minder eenvoudig dan het opbouwen van een behandelrelatie met nieuw personeel. In De Hunnerberg was ten tijde van de overplaatsing alleen de mentor nog maar gewisseld, terwijl het voornemen was om ook het behandelteam te wisselen.Klagers angst voor een andere populatie en andere behandelsetting is begrijpelijk, maar weegt niet op tegen het belang van de voorgang van zijn behandeling en resocialisatietraject. Het is vervelend dat klager minder gemakkelijk bezoek kan ontvangen, maar daar wordt binnen het traject wel aandacht aan besteed. Het is met de overplaatsing niet de bedoeling dat klagers traject stagneert. Het is aan De Hartelborgt om in te schatten of verloven weer hervat kunnen worden. Door de onderhavige procedure is De Hartelborgt echter nog enigszins afwachtend.

4.         De beoordeling

Klager is overgeplaatst in verband met de voortgang van zijn behandeling en de veiligheid voor klager en de inrichting. De behandeling en de veiligheid zouden in gevaar zijn gekomen doordat klager een relatie is aangegaan met een meisje uit het netwerk van het slachtoffer, terwijl klager deze informatie buiten kennis van het behandelteam heeft weten te houden. De belangrijkste feiten staan in deze zaak niet ter discussie. Het is duidelijk dat klager een relatie met het meisje is aangegaan, met haar heeft gedatet tijdens zijn verloven (verleend in het kader van werkzaamheden) en dit in een vroeg stadium wel aan zijn mentor heeft verteld, maar niet aan het behandelteam. Het behandelteam is kennelijk ook niet op de hoogte gebracht door klagers mentor. Uit deze gang van zaken blijkt dat in De Hunnerberg intern onvoldoende is gesproken over klagers omstandigheden, terwijl het aangaan van de relatie daar – mede gelet op klagers delict – zeker aanleiding voor had moeten geven. Dit is kennelijk al reden geweest om hem een andere mentor te geven en ook het behandelteam zou nog moeten worden vervangen. Daarbij is ook de positie van klagers werkgever discutabel geworden. Het kan in het midden blijven in hoeverre dit aan klager is te wijten. Deze omstandigheden zijn namelijk op zichzelf voldoende om de overplaatsing te kunnen rechtvaardigen. De behandelrelatie is immers verstoord en er lijkt rond klager interne verdeeldheid te zijn ontstaan. In De Hartelborgt zal klagers traject (deels) opnieuw moeten worden vormgegeven. De beroepscommissie begrijpt dat dit ook nadelen met zich meebrengt en dat klager hier om verschillende redenen tegenop ziet. Dat weegt (gelet op het voorgaande) echter niet op tegen het belang dat de beroepscommissie ziet voor klager om met een onbevangen behandelteam en in een onbevooroordeelde omgeving een nieuwe start te kunnen maken. Zij zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, drs. H. Heddema en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris, op 7 februari 2020.

            secretaris         voorzitter

Naar boven