Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5433/GB, 22 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:22-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/5433/GB

Betreft:            […]       datum: 22 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.Th. van Jaarsveld, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 29 november 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klager uitstel van zijn melddatum verleend tot 24 maart 2020.

2.         De feiten
Op 18 november 2019 is klager opgeroepen zich op 31 december 2019 te melden in de locatie Esserheem te Veenhuizen voor het ondergaan van 300 dagen gevangenisstraf. Op 25 november 2019 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend. Op 29 november 2019 is klager uitstel verleend tot 24 maart 2020.

3.         De standpunten
3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager en drie van zijn familieleden dienden zich eind december 2019 te melden. Zij hebben daartegen bezwaar gemaakt. De familie werkt in een Chinees restaurant, hun familiebedrijf, en allen zijn veroordeeld voor fiscale delicten in deze context. Ook moeten zij 3,3 miljoen euro betalen aan de Belastingdienst. Om de bedrijfsvoering te kunnen voortzetten, willen de familieleden hun straffen één voor één ondergaan. Aan klager is weliswaar uitstel verleend, maar niet op zo’n manier dat de straffen zonder overlappingen ten uitvoer worden gelegd. Daarvoor is langer uitstel dan zes maanden vereist. In die gevallen moet het Openbaar Ministerie (OM) om advies worden gevraagd. De Minister geeft aan dat het advies negatief zou kunnen zijn, maar hij heeft – ten onrechte – niet om advies gevraagd. Uit het requisitoir van de officier van justitie blijkt juist dat hij welwillend stond tegenover achtereenvolgende tenuitvoerlegging. Dit terwijl hij hogere straffen had geëist, in welk geval nog langer uitstel noodzakelijk zou zijn geweest. Als klager en L. tegelijkertijd gedetineerd zijn, zal het bedrijf ter ziele gaan. Eventuele detentiefasering van W. biedt hiervoor geen uitkomst, nu de werkzaamheden in het restaurant bij uitstek in de namiddag en ’s avonds moeten plaatsvinden. Bij de huidige stand van zaken kan het restaurant van 30 juni 2020 tot september 2020 niet worden geleid en tot en met januari 2021 onvoldoende worden geleid. Klager verzoekt daarom uitstel tot eind januari 2021. De veroordelingen zijn op 26 september 2019 onherroepelijk geworden en niet op 28 maart 2019, zoals de Minister stelt. Daarbij is het niet gebruikelijk dat vooraf contact wordt opgenomen om de tenuitvoerlegging te bespreken. Dat kan klager dus niet worden tegengeworpen. De familie staat overigens nog steeds open voor overleg. Het is niet mogelijk vervanging te regelen. Daarvoor is de financiële ruimte te beperkt, nu de familie ook nog 3,3 miljoen euro aan de Belastingdienst is verschuldigd. De strafbare feiten zijn gepleegd van 2007 tot 2011. Klager heeft het strafproces in vrijheid afgewacht. Uitstel van meer dan zes maanden is in deze zaak daarom relatief beperkt.
3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) heeft verzocht de straf ten uitvoer te leggen. De onherroepelijke veroordeling is richtinggevend voor de noodzaak van tenuitvoerlegging. Uitstel voor meer dan zes maanden is niet aan de orde. Weliswaar heeft de officier van justitie op 2 december 2019 te kennen gegeven dat hij zich hard zal maken voor ongelijktijdige tenuitvoerlegging van de opgelegde straffen, maar de officier gaat daar niet over. Het is aan de Minister om te bepalen binnen welke periode het redelijkerwijs haalbaar is de nodige voorbereidingen en maatregelen te treffen. Het is daarom geen optie het OM om advies te vragen. In het bezwaar is ook niet expliciet verzocht om uitstel tot januari 2021. Dan was het OM wel om advies gevraagd. Klager en zijn familie hadden eerder contact kunnen opnemen met de selectiefunctionaris, zodat eerder had kunnen worden begonnen met de tenuitvoerlegging van de verschillende straffen, om overlapping te voorkomen. Klager heeft voldoende tijd gehad voorbereidingen te treffen voor de aankomende detentie. Financiële problemen vormen geen reden tot uitstel.

4.         De beoordeling
4.1.      Klager heeft verzocht om uitstel, omdat hij zijn detentie wil ondergaan nadat zijn familieleden hun detentie hebben ondergaan. Hij hoopt dat hun familiebedrijf overeind blijft totdat alle straffen ten uitvoer zijn gelegd. De Minister heeft een aantal maanden uitstel verleend, zodat klager zaaksvervanging kan regelen. Klager stelt dat dat onmogelijk is. Hij wil alsnog langer uitstel, namelijk tot eind januari 2021.
4.2.      Klager en zijn familieleden hebben elk vijftien maanden gevangenisstraf opgelegd gekregen. Om ervoor te kunnen zorgen dat zij niet tegelijkertijd hun straf ondergaan, betekent dit zonder meer dat aan ten minste één van hen meer dan zes maanden uitstel zou moeten worden verleend. Wanneer verzocht wordt om uitstel voor meer dan zes maanden dient overleg met het parket van veroordeling plaats te vinden (zie Bijlage 2 bij de Aanwijzing executie). Het bezwaarschrift had dan ook aanleiding moeten vormen het OM om advies te vragen en dit advies mee te wegen. Dat klemt in deze zaak temeer, nu de zaaksofficier van justitie al ter terechtzitting – en volgens de Minister kennelijk ook nog op 2 december 2019 – te kennen heeft gegeven belang te hechten aan ongelijktijdige tenuitvoerlegging van de opgelegde straffen.
4.3.      Nu het OM ten onrechte niet om advies is gevraagd, zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal de Minister opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Tot die tijd hoeft klager zich niet te melden. Voor een tegemoetkoming bestaat geen aanleiding.

5.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 22 januari 2020.

secretaris        voorzitter

Naar boven