Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5126/GB, 27 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:27-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/5126/GB

 

Betreft:            [klager]            datum: 27 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.G.S. Roethof, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 24 oktober 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 13 september 2019 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de p.i. Alphen te Alphen aan den Rijn.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

De beslissing is in strijd met de redelijkheid en billijkheid en voorts in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het beginsel van een zorgvuldige belangenafweging. Klager zou graag regelmatig bezoek ontvangen van zijn familie om zo niet geïsoleerd en eenzaam te geraken en zijn familiebanden te onderhouden. De reisafstand en zieken in de familie zorgen ervoor dat klager niet regelmatig bezoek ontvangt, hetgeen wel wenselijk is. Met name voor de zieke familieleden van klager is de reisafstand zeer belastend.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Vooropgesteld dient te worden dat bezoekproblemen inherent zijn aan het ondergaan van detentie. Bezoekproblemen vormen, behoudens uitzonderingen, geen selectiecriterium. Navraag bij de p.i. Alphen heeft uitgewezen dat klager regelmatig bezoek ontvangt. Dit blijkt ook uit de verstrekte bezoekerslijsten. Klager heeft bovendien niet middels een advies van de medisch adviseur aangetoond dat zijn zieke familieleden dusdanig ziek zijn dat ze hem niet kunnen bezoeken.

 

4.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt op basis van het dossier vast dat het Openbaar Ministerie bezwaar heeft tegen een overplaatsing naar het h.v.b. van het JC Zaanstad, nu in het JC Zaanstad een medeverdachte uit klagers strafzaak verblijft. In dit stadium van klagers detentie wordt een samenplaatsing met een medeverdachte ongewenst geacht. De beroepscommissie is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden een zwaarwegend belang mocht worden gehecht aan het advies van het Openbaar Ministerie en dat het verzoek tot overplaatsing reeds om die reden in redelijkheid kon worden afgewezen. De bestreden beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 27 januari 2020.

 

 

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven