Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4868/GV, 27 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:27-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer: R-19/4868/GV

betreft:   [klager]   datum: 27 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Sandrk, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 25 september 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.             De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.             De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis van 15 mei 2018 tot 2 april 2019 heeft klager laten zien dat hij met vrijheden kan omgaan. Gelet hierop is het onbegrijpelijk dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Daarbij komt dat dit risico niet slechts dient te worden gebaseerd op de aard van de gepleegde delicten en op grond van klagers verleden. De aard van het gepleegde delict en het feit dat tijdens het eventueel te verlenen verlof geen controle mogelijk is op zijn computergebruik, kan geen reden zijn hem gedurende de gehele detentieperiode van verlof en faseringsmogelijkheden te onthouden. Verder is geen rekening gehouden met het positieve gedrag dat hij op dit moment in de inrichting vertoont. Bij reclasseringscontacten heeft hij zich altijd aan de gemaakte afspraken gehouden. Er heeft zich slechts één incident voorgedaan, waarbij hij een afspraak met de Waag heeft gemist. Dat kan hem echter niet worden verweten, omdat hij van deze afspraak onvoldoende op de hoogte was. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.In 2018 heeft klager gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis een officiële waarschuwing gekregen, omdat hij niet bij een intakegesprek van de Waag, een centrum voor ambulante forensische geestelijke gezondheidzorg, was verschenen. Volgens de relcasering heeft hij zich in het justitiële kader niet altijd aan de afspraken gehouden. Het Openbaar Ministerie (OM) stelt zich op het standpunt dat fasering – in lijn met de uitspraak van de rechtbank – eerst in het kader van het voorwaardelijke gedeelte van de opgelegde straf dient plaats te vinden. Gelet op klagers beperkte strafrestant, kan aanstalten worden gemaakt met het verlenen van vrijheden, mits dat onder begeleiding en toezicht gebeurt. In RSJ 26 september 2019, R-19/4113/GV is sprake van een soortgelijk geval en kon de afwijzing van het verzoek om algemeen verlof niet als onredelijk worden aangemerkt.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het multidisciplinair overleg (mdo) heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, vanwege zijn goede gedrag in de inrichting en het feit dat hij in het plusprogramma verblijft. Via het Informatiepunt Detentieverloop zijn de slachtoffers aanschreven. Tot op heden is hierop geen reactie ontvangen.De vrijhedencommissie heeft, in lijn met het advies van het mdo, positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, in verband met klagers beperkte strafrestant. Een verwijzing naar de Waag is wederom in gang gezet. Na een goed verlopen verlof behoort deelname aan een penitentiair programma tot een van de mogelijkheden. Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager zich op dit moment in voorlopige hechtenis bevindt. Voorts heeft hij de feiten waarvoor hij thans is gedetineerd tijdens een proeftijd gepleegd en heeft de reclassering het recidiverisico als hoog ingeschat. Ook heeft klagers strafzaak de nodige media-aandacht gehad en is sprake van een groot aantal gedupeerden, waardoor de kans op het ontstaan van maatschappelijke onrust groot is. De rechtbank heeft met het opleggen van een voorwaardelijk straf bepaald op welke wijze de fasering plaatsvindt en wanneer die aanvangt. Deze uitspraak dient met het verlenen van vrijheden tijdens de onvoorwaardelijke vrijheidsstraf niet te worden doorkruist. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.             De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren met aftrek, waarvan zes maanden voorwaardelijk, wegens deelname aan een criminele organisatie, witwassen, computervredebreuk en oplichting. Tegen dit vonnis heeft hij hoger beroep ingesteld. Aansluitend dient hij vervangende hechtenis van veertig dagen te ondergaan, vanwege het niet (naar behoren) uitvoeren van een taakstraf. De einddatum van klagers detentie is op dit moment bepaald op 21 mei 2020.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.
Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.De reclassering heeft volgens het advies van 1 juli 2019 het recidiverisico als (gemiddeld tot) hoog ingeschat en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden wordt als gemiddeld beoordeeld. Klager beschikt over een uitgebreide justitiële documentatie en handelt bij het plegen van delicten veelal uit eigen financieel gewin, waarbij zijn negatieve sociale netwerk een risicofactor vormt. Hij beschikt over een lange geschiedenis van hulpverlening en sinds jonge leeftijd is sprake van een patroon van antisociaal gedrag.Uit een voortgangsverslag van de reclassering van 18 januari 2019, zoals opgenomen in het hierboven genoemde reclasseringsadvies, volgt verder dat de Waag geen diagnostisch onderzoek heeft kunnen uitvoeren, omdat klager daaraan eigen eisen stelde en geen motivatie toonde aan dit onderzoek mee te werken. Hij is daarom niet voor behandeling bij de Waag geaccepteerd. Desondanks adviseert de reclassering hem (opnieuw) voor behandeling bij de Waag in aanmerking te laten komen, waarbij hij zijn medewerking zal moeten verlenen voor het onderzoek of behandeltraject dat de Waag nodig acht. In dit verband is in het advies van de vrijhedencommissie opgemerkt dat een (mogelijke) verwijzing naar de Waag wederom in gang is gezet.Het als hoog ingeschatte recidiverisico, klagers houding ten aanzien van behandeling en het feit dat met de geïndiceerde behandeling ten tijde van de bestreden beslissing nog niet was gestart, vormen een contra-indicatie voor verlofverlening en rechtvaardigen, ondanks de positieve adviezen van het mdo en de vrijhedencommissie, een afwijzing van de verlofaanvraag. Daarom kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.             De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Bikker, secretaris, op 27 januari 2020.

                secretaris               voorzitter

Naar boven