Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4358/GA, 24 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Zorgplicht  v

 

 

nummer:         R-19/4358/GA

 

betreft: {klager}                                                                  datum: 24 januari 2020

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.E. Berman, namens

{…}, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 juli 2019 van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet

en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 oktober 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door voormelde raadsvrouw, en {…}, plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Hoogvliet.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft - voor zover in beroep nog aan de orde - het door de inrichting belemmeren van het naleven van door de rechtbank opgelegde voorwaarden in het kader van klagers ISD-traject (Ho-2019-124).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is belemmerd in het naleven van door de rechtbank opgelegde voorwaarden in het kader van de hem opgelegde ISD-maatregel. Klager is namelijk niet in de gelegenheid gesteld de gemeente Den Haag te bezoeken en zaken te regelen met betrekking tot zijn emigratie, waaronder het boeken van een ticket, terwijl de rechtbank heeft gevraagd concreet zaken met de gemeente te regelen en een ticket te overleggen, waaruit blijkt dat klager zijn ernstig zieke vader gaat bezoeken. De casemanager heeft onder verantwoordelijkheid van de directeur besloten dat klager het eveneens als voorwaarde gestelde plan van aanpak eerst aan hem moest tonen, alvorens klager in de gelegenheid werd gesteld om aan de andere voorwaarden van de rechtbank te voldoen. Dit is een wijze van invulling van de voorwaarden van de zijde van de inrichting, waarbij een dwingende volgorde in het naleven van de voorwaarden is aangebracht. Die dwingende volgorde volgt echter niet uit de beslissing van de rechtbank en de bevoegdheid om zo’n dwingende volgorde toe te kennen komt de casemanager niet toe. Het heeft ertoe geleid dat klager uiteindelijk niet aan alle voorwaarden heeft kunnen voldoen. Klagers advocaat in de strafzaak hield zich bezig met een plan van aanpak, omdat daarvoor toegang tot een computer en internet nodig was en stukken moesten worden toegevoegd die niet in klagers bezit waren. Omdat klager het plan van aanpak niet kon overleggen, mocht hij van de inrichting niet naar de gemeente en geen ticket boeken voor zijn reis. Hierdoor kon uiteindelijk geen compleet plan van aanpak worden overgelegd. Door middel van het creëren van een dwingende volgorde bij het naleven van de voorwaarden, heeft de directeur klagers resocialisatie en zelfs zijn eventuele invrijheidsstelling belemmerd. Het is niet uit te sluiten dat klager aan de voorwaarden zou hebben kunnen voldoen, als die dwingende volgorde niet zou zijn aangebracht. De directeur heeft in strijd met de resocialisatiegedachte gehandeld. Gelet op het voorgaande is de directeur tekortgeschoten in de uitoefening van, dan wel heeft hij niet voldaan aan, zijn zorgplicht. De rechtbank heeft klager juist opgedragen om het plan, dat al bestond maar nog niet op papier was gezet, concreet te maken door middel van onder meer het boeken van een ticket en een toestemmingsverklaring om zich in Finland te vestigen van klagers vader. Klager verzoekt een tegemoetkoming toe te kennen.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het werk van de rechtbank wordt met het behandelen van dit beklag en beroep overgedaan. De rechtbank heeft zich namelijk al uitgesproken over de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel en in die zaak kwamen dezelfde argumenten naar voren als in de onderhavige zaak. De directeur vraagt zich af wat de rol van de advocaat is geweest in deze situatie, nu het kennelijk aan klagers advocaat is geweest om het plan van aanpak te verzorgen. Dit betreft volgens de directeur het belangrijkste onderdeel van de voorwaarden en het plan is er nooit gekomen. De inrichting vond het, gelet op de geschiedenis van klager, waarbij erop wordt gewezen dat klager zich volgens de inrichting vier keer heeft onttrokken aan detentie, van belang dat het plan van aanpak het startpunt was en dat van daaruit verder zou worden gewerkt aan de voorwaarden. Het daadwerkelijk organiseren van een vertrek naar Finland kan pas aan de orde zijn als klager een duidelijk plan heeft opgesteld. Daarop is vanuit de inrichting telkens nadrukkelijk op gewezen.

 

2.         De beoordeling

Vastgesteld kan worden dat de rechtbank klager in de gelegenheid heeft gesteld om zijn verzoek tot het mogelijk maken van een nieuwe start in Finland nader te onderbouwen. De rechtbank heeft in dat verband overwogen:

“De rechtbank kan zich echter de wens van veroordeelde voorstellen om een nieuwe start te maken en zich te vestigen bij zijn zieke vader in Finland en wil hem daarom in de gelegenheid stellen zijn verzoek hiertoe te onderbouwen. Dit betekent dat verdachte een concreet plan moet overhandigen waaruit blijkt wat zijn plannen zijn ten aanzien van zijn verblijf in Finland en hoe hij zijn leven daar vorm gaat geven op het gebied van bijvoorbeeld werk en inkomen. Ook moet voldoende blijken dat veroordeelde wat betreft zijn vader en stiefmoeder welkom is zich permanent bij hen te vestigen. Tot slot moet veroordeelde een open vliegticket naar Finland kunnen overleggen.”

De beroepscommissie is, met inachtneming van bovenstaande overweging van de rechtbank, van oordeel dat hetgeen van de zijde van klager is aangevoerd niet kan leiden tot de conclusie dat de directeur zou zijn tekortgeschoten in zijn zorgplicht, dan wel dat de zorgplicht zou zijn geschonden. Het is aan klager om zijn verzoek nader te onderbouwen en een concreet plan van aanpak te maken om zijn verstrekkende wens om zich in Finland te vestigen, te realiseren. Onvoldoende is gebleken dat hij daartoe niet de mogelijkheid heeft gekregen of dat hij daarin werd belemmerd. Het aanbrengen van een volgordelijkheid in de voorwaarden is, gelet op de inhoud ervan, niet onredelijk of onbillijk en leidt dan ook niet tot een ander oordeel. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

3.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Simpelaar, secretaris, op 24 januari 2020.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

secretaris       

voorzitter

 

Naar boven