Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4109/GA, 24 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/4109/GA

betreft:            [klager]            datum: 24 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W. Hendrickx, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 27 juni 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. W. Hendrickx om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering om klagers verzoek, aangaande een traject met elektronische detentie, in te dienen bij het Bureau Selectiefunctionarissen (GO 2019/404).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er wordt gesteld dat de p.i. Grave niet bevoegd is om een RISC screening aan te vragen en dat klager daarom niet kan worden voorgedragen voor deelname aan een penitentiair programma (p.p.). Echter, dit is natuurlijk niet de verantwoordelijkheid van klager. Op basis van het wettelijk systeem heeft hij niets te maken met de organisatorische handel en wandel van de p.i. Grave en wat daarin gebruikelijk is. Klagers klacht is dan ook onterecht ongegrond verklaard en klager verzoekt aan hem een passende schadevergoeding toe te kennen.De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is op 30 april 2019 als arrestant in het arrestantenregime in de p.i. Grave geplaatst omdat hij zich tijdens zijn detentie in de p.i. Zuid-Oost, locatie Roermond, onttrokken heeft aan zijn detentie door niet terug te keren van zijn verlof. De p.i. Grave is niet bevoegd een RISC screening voor klager aan te vragen. Zonder een RISC screening kan klager niet worden voorgedragen voor deelname aan een p.p. Dit is ook aan klager uitgelegd door de casemanager. Klager is op 12 juni 2019 ter selectie aangeboden aan de selectiefunctionaris voor overplaatsing naar een gevangenis. Op 1 juli 2019 is klager overgeplaatst naar de p.i. Sittard. Voor het overige wordt gepersisteerd bij het verweerschrift van 18 juni 2019.

3.         De beoordeling
Klager wil graag in aanmerking komen voor een traject met elektronische detentie (de beroepscommissie begrijpt: elektronisch toezicht). Elektronisch toezicht is een onderdeel van een p.p. De beroepscommissie begrijpt klagers klacht dan ook zo dat deze is gericht tegen de weigering van de directeur om klager voor te dragen bij de selectiefunctionaris voor deelname aan een p.p.
Uit artikel 7 van de Penitentiaire maatregel volgt dat, indien de directeur het verantwoord acht dat een gedetineerd in aanmerking komt voor deelname aan een p.p., hij een daartoe strekkende voordracht aan de selectiefunctionaris doet. Op grond van artikel 18, eerste lid onder b, van de Pbw heeft de gedetineerde het recht zelf bij de Minister een met redenen omkleed verzoekschrift in te dienen. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur klagers verzoek voor deelname aan een p.p. in behandeling had moeten nemen, een advies omtrent klagers verzoek had moeten uitbrengen en klager vervolgens had moeten voordragen bij de selectiefunctionaris. De beslissing of klager in aanmerking komt voor deelname aan een p.p. is uitsluitend voorbehouden aan de selectiefunctionaris die namens de Minister beslist. Nu de directeur geweigerd heeft om klager voor te dragen bij de selectiefunctionaris zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren. Zij ziet aanleiding aan klager hiervoor een tegemoetkoming toe te kennen. Aangezien klager ook zelf een verzoek in had kunnen dienen bij de selectiefunctionaris en hij dit heeft nagelaten stelt de beroepscommissie de tegemoetkoming vast op € 10,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.W. Wabeke en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 24 januari 2020.    

secretaris        voorzitter

Naar boven