Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2694/GA, 14 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2694/GA

betreft: [klager] datum: 15 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 19 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 12 november 2003 van de beklagcommissie bij de locatie Ooyerhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voorzover in beroep aan de orde:
a. de oplegging van een disciplinaire straf van één dag afzondering op eigen cel;
b. de bijkomende maatregel van verwijdering van de tv van de cel;
c. het niet uitbetalen van loon gedurende de afzondering op eigen cel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep, zakelijk en samengevat weergegeven, als volgt toegelicht. De directeur heeft aan een andere gedetineerde pas na de vierde overtreding een disciplinairestraf opgelegd. De maatregel van verwijdering van de tv wordt niet in de Pbw, de huisregels van de inrichting of in de beschikking van de directeur vermeld. De gedetineerde heeft recht op een schriftelijke mededeling van demaatregel. Klager wil een verrekening van de teveel betaalde huur. Op de beschikking van de directeur staat niet vermeld dat klager is uitgesloten van de arbeid. Hij meent dat hij ongeacht de opgelegde straf of maatregel, rechtheeft op arbeid.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in
beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Wat betreft onderdeel a. en c. kan hetgeen in beroep is aangevoerd – voorzover dat is komen vast te staan – niet tot een ander oordeel leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Wat betreft onderdeel b. overweegt de beroepscommissie het volgende. Op grond van artikel 45, tweede lid, Pbw kan de directeur een gedetineerde toestemming geven hem toebehorende voorwerpen, waarvan het bezit niet is verboden, inzijn verblijfsruimte te plaatsen dan wel bij zich te hebben voorzover dit zich verdraagt met de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting of de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen. In onderdeel4.5.1.2 en bijlage III van de huisregels van de locatie Ooyerhoek is bepaald dat het onder berusting houden van een televisietoestel is toegestaan. De directeur kan op grond van het belang van de handhaving van de orde of deveiligheid in de inrichting, dan wel de beperking van zijn aansprakelijkheid voor de voorwerpen, bepalen dat de gedetineerde de voorwerpen niet (langer) onder zijn berusting mag houden.
De beslissing van de directeur om de televisie van de cel te verwijderen vloeit voort uit de opgelegde disciplinaire straf van afzondering op de eigen cel en is gericht op de handhaving van de orde in de inrichting. Aan hetstrafkarakter van de disciplinaire straf zou afbreuk worden gedaan, als klager de beschikking zou mogen blijven houden over zijn televisie. De wet stelt niet als eis dat de directeur zijn beslissing de televisie van de cel teverwijderen, schriftelijk aan de gedetineerde dient mede te delen. Dit laat onverlet dat het de directeur vrij staat om zijn beleid hieromtrent in bijvoorbeeld de huisregels op te nemen. Het beroep dient derhalve ongegrond te wordenverklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 15 januari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven