Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2904/GM, 16 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

                                                       

nummer:         R-19/2904/GM

betreft:            [Klager]           datum: 16 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, ingediend door [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingstandarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 februari 2019 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Ter zitting van de beroepscommissie van 5 november 2019, gehouden in de p.i. Vught, zijn zowel klager als de inrichtingstandarts niet verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 29 oktober 2018, betreft de duur voordat klager aan zijn kies werd geholpen.

2.         De standpunten van klager en de inrichtingstandarts
Door klager is de klacht als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het heeft 2,5 maand geduurd voordat klager werd geholpen aan zijn kies. Namens de inrichtingstandarts is het volgende standpunt – zakelijk weergegeven – ingenomen. Het Hoofd Zorg heeft de klacht pas op 11 april 2019 in ontvangst kunnen nemen, omdat zij vanwege persoonlijke omstandigheden niet werkzaam was toen klager de klacht daadwerkelijk had ingediend. Het Hoofd Zorg heeft navraag gedaan bij de desbetreffende inrichtingstandarts of hij in haar afwezigheid de klacht heeft besproken met de vervanger van het Hoofd Zorg. De inrichtingstandarts heeft geen gesprek gehad met de vervanger van het Hoofd Zorg. Het Hoofd Zorg betreurt de gang van zaken en heeft niets aanvullends te melden over de klacht.

3.         De beoordeling
De klacht van klager ziet op de duur van zijn behandeling voor zijn kies. De datum van de gebeurtenis waarover hij klaagt is begin oktober 2018 geweest, zo blijkt uit zijn verzoek om bemiddeling. Uit de door de tandarts overgelegde gegevens leidt de beroepscommissie de volgende gang van zaken af. Op 9 oktober 2018 heeft er een consult plaatsgevonden, in verband met een ontsteking rechtsboven (element 15). Klager heeft antibiotica toegediend gekregen en zijn klachten zijn hierdoor afgenomen. Gelet op de tijdsnood en het feit dat de klachten onder controle leken is de zenuwbehandeling (endodontische behandeling 15) op een andere datum gepland. Op 6 november 2018 heeft de zenuwbehandeling daadwerkelijk plaatsgevonden. Ook is op 6 november 2018 element 36 röntgenologisch onderzocht in verband met percussieklachten. In deze kies heeft al eerder een zenuwbehandeling plaatsgevonden. Er zijn geen andere behandelmogelijkheden voor deze kies, hetgeen klager ook is uitgelegd. Klager heeft gezegd dat hij dit begrijpt. De pijn die klager zou kunnen voelen, zou kunnen komen doordat het tandvlees enigszins geïrriteerd kan raken. Op 20 november 2018 heeft er een nacontrole plaatsgevonden bij klager in verband met de zenuwbehandeling. De pijnklachten zijn dan volgens klager weg. Op 3 januari 2019 is het tandsteen verwijderd. Klager ervoer geen klachten meer bij regio 15. Er is overleg geweest met klager over element 36 en hij heeft advies gekregen over extractie. Klager ging hiermee akkoord en de extractie werd ingepland. Op 15 januari 2019 heeft klager te kennen gegeven niet meer behandeld te willen worden. De beroepscommissie is gelet op het voorgaande van oordeel dat het handelen van de inrichtingstandarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Er zijn voldoende consulten geweest, waarbij klager afdoende is geholpen in de periode van begin oktober 2018 tot en met januari 2019. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en dr. H.J.P. Kroeze, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris op 16 januari 2020.

             secretaris                                                       voorzitter

Naar boven