Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4714/GV, 27 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:27-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/4714/GV

Betreft:            [Klager]           datum: 27 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.A.C. Cools, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 9 september 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman, mr. I.A.C. Cools, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De afwijzing van klagers verzoek tot algemeen verlof is gebaseerd op het negatieve advies van de politie, dat voortvloeit uit de omstandigheid dat er nog een zaak wegens vuurwapenbezit zou lopen en dat het door klager als verlofadres opgegeven adres onaanvaardbaar zou zijn. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft evenwel positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Als er nog een zaak zou lopen wegens vuurwapenbezit, dan zou het OM daarvan op de hoogte zijn geweest. De omstandigheid dat in deze zaak nog geen duidelijkheid over eventuele vervolgstappen bestaat, kan klager niet worden tegengeworpen. Voor zover zijn verlofadres niet aanvaardbaar zou zijn, geldt dat klager in het verleden eerder verlof op dit adres heeft gehad. Destijds bestond geen enkel bezwaar om het verlof op dit adres te laten plaatsvinden. Hij ziet niet in waarom de situatie nu anders zou moeten zijn. Namens klager is verzocht om een vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand. 
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is in de loop der jaren veroordeeld wegens onder meer straatroof en het overtreden van de Opiumwet en de Wet Wapens en Munitie. Aangezien hij op klaarlichte dag op een terras een pistool op tafel heeft neergelegd, heeft hij – al zou het een nepwapen betreffen – de Wet Wapens en Munitie geschonden. Daarbij heeft hij potentieel grote maatschappelijke onrust en gevaar veroorzaakt. Het verlofadres bevindt zich in een gebied waar veel in harddrugs wordt gehandeld. Gelet op klagers eerdere veroordelingen en voormeld incident kan dit adres niet als een geschikt verlofadres worden aangemerkt. Op dit adres woont bovendien een jonge moeder met kinderen. Klagers verzoek tot algemeen verlof is afgewezen op grond van artikel 4, onder b, d, i en j, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). 
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie en het Multidisciplinair Overleg hebben negatief geadviseerd, omdat klager vanuit een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) is teruggeplaatst in de gevangenis en omdat de politie een negatief advies heeft uitgebracht. Onderzocht wordt of een risicotaxatie en delictanalyse dienen te worden uitgevoerd alvorens klager voor het verlenen van eventuele vrijheden in aanmerking komt. 
De officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Holland heeft geen bezwaar tegen het verlenen van een algemeen verlof aan klager.
De politie heeft negatief over het verzoek tot algemeen verlof geadviseerd, omdat klager op 13 juli 2019 als verdachte is gehoord in verband met het feit dat hij met een vuurwapen is gezien. Op het verlofadres woont een alleenstaande moeder met drie jonge kinderen. De politie acht het, gezien de gepleegde feiten, niet wenselijk klager verlof te laten hebben op dit adres.

3.         De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaren en vier maanden met aftrek, wegens – kort gezegd – het handelen in cocaïne. De einddatum van zijn detentie is bepaald op 14 juli 2020.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste aanvraag tot algemeen verlof.
Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.
Uit de stukken in het dossier, waaronder een e-mail van de officier van justitie van het arrondissementsparket Zeeland West-Brabant van 25 juni 2019, komt naar voren dat klager in het weekend van 22 juni 2019 tijdens een regimair verlof terwijl hij op een terras zat een zwart wapen (sterk gelijkend op een vuurwapen) uit zijn broek heeft gepakt en op tafel heeft gelegd. Dit is door een politieambtenaar waargenomen en op camerabeelden vastgelegd. In verband daarmee is klager op 13 juli 2019 als verdachte door de politie gehoord. Ook is hij als gevolg van voormeld incident op 27 juni 2019 vanuit de z.b.b.i. teruggeplaatst in de gevangenis. De beroepscommissie is van oordeel dat voormelde omstandigheid een forse contra-indicatie voor verlofverlening vormt en de afwijzing van klagers verlofaanvraag reeds kan rechtvaardigen. Daarbij komt dat de politie het als verlofadres opgegeven adres niet geschikt acht, zodat klager niet over een aanvaardbaar verlofadres beschikt. De beslissing van de Minister kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b, d, i en j van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 27 januari 2020.

                        secretaris                                                       voorzitter

Naar boven