nummer: R-18/2392/GA
betreft: [klager] datum: 12 april 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de locatie Roermond, gericht tegen een uitspraak van 28 november 2018 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 19 februari 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is gehoord de heer […], juridisch medewerker bij de locatie Roermond. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Als toehoorder was aanwezig […], coördinator procesondersteuning bij de Raad.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens een positieve urinecontrole (R-2018-000055).
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming toegekend van € 50,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie gaat er ten onrechte van uit dat klager een frequent gebruiker is, als gevolg waarvan wordt uitgegaan van de meest gunstige halfwaardetijd. De omstandigheid dat klager vaker positief scoort op de aanwezigheid van THC houdt niet in dat er sprake is van een excessief veelvuldig gebruiker. Klagers urine behoort vijf weken nadat hij een positieve urinecontrole had schoon te zijn. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het doen van een herhalingsonderzoek. De beklagcommissie heeft voorts een te hoge tegemoetkoming toegekend. Aan klager had een tegemoetkoming van € 37,50 te worden toegekend.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen in verbinding met artikel 50 en 51 van de Pbw kan de gedetineerde een disciplinaire straf worden opgelegd indien gebruik van gedrag beïnvloedende middelen is vastgesteld.
Op 29 januari 2018 is bij klager een urinecontrole uitgevoerd. Op 30 januari 2018 is de uitslag van die urinecontrole bekend geworden en daaruit bleek dat klager positief heeft gescoord op THC met een waarde > 1000 ng/ml. Op 8 maart 2018 is bij klager wederom een urinecontrole uitgevoerd en op 13 maart 2018 is de uitslag van die urinecontrole bekend geworden. Klager scoorde positief op THC met een waarde van 94 ng/ml. De afkapwaarde van THC bedraagt 50 ng/ml. De aan klager hiervoor opgelegde disciplinaire straf is thans aan de orde in beroep. Het standpunt van de directeur komt er op neer dat hij meent dat geen sprake is van afbouw maar van bijgebruik.
Zoals eerder overwogen door de beroepscommissie in een zaak van klager (RSJ 11 september 2018, R-227 en R-230) dient volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie voor de beoordeling van de vraag of sprake is van bijgebruik te worden uitgegaan van de THC/Kreatinineratio. In RSJ 16 december 2015, 14/4759/GA heeft de beroepscommissie bepaald dat van het meest gunstige model voor de berekening van bijgebruik van cannabis dient te worden uitgegaan, namelijk een halfwaardetijd van maximaal veertien dagen.
In de onderhavige casus kan de THC/Kreatineratio van de eerste meting van 29 januari 2018 niet worden vastgesteld, aangezien de concentratie THC niet exact bekend is; de waarde ligt > 1000 ng/ml. In RSJ 27 juli 2017, 16/2440/GA heeft de beroepscommissie bepaald dat bij een eerste meting van > 1000 ng/ml de THC-waarde waarschijnlijk binnen vijf tot tien dagen na het stoppen van het gebruik van THC binnen het meetbereik (< 1000 ng/ml) zal afnemen. In de eerdere zaak van klager (RSJ 11 september 2018, R-227 en R-230) heeft de beroepscommissie, aangezien de eerste meting een resultaat had > 1000 ng/ml en de tweede meting pas na vijf weken had plaatsgevonden, de directeur verzocht het laboratorium van het Gelre ziekenhuis te vragen naar hun standpunt inzake de aannemelijkheid dat in die casus sprake was van bijgebruik en in het te geven antwoord onderscheid te maken tussen een frequent en niet-frequent gebruiker. Het Gelre-laboratorium heeft hier kort op gereageerd en gesteld dat te veel tijd zit tussen de afnames en dat niets met zekerheid is te zeggen, maar dat het lijkt op afbouw.
Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat ook in de onderhavige zaak niet kan worden vastgesteld dat de positieve urinecontrole van 8 maart 2018 duidt op bijgebruik van cannabis (THC) door klager, nu in de onderhavige zaak sprake is van een eerste meting van > 1000 ng/ml en er bovendien ruim vijf weken zit tussen de eerste en de tweede meting. Het beroep van de directeur dient daarom ongegrond te worden verklaard.
Het beroep van de directeur ziet tevens op de door de beklagcommissie vastgestelde tegemoetkoming van € 50,=. Nu de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf heeft plaatsgevonden in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ziet de beroepscommissie aanleiding, gelet op de door haar gehanteerde standaardbedragen voor een tegemoetkoming, de toegekende tegemoetkoming te matigen naar € 37,50. Het beroep van de directeur zal in zoverre gegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot de hoogte van de tegemoetkoming gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en kent klager een tegemoetkoming toe van € 37,50. De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor het overige met wijziging van gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 12 april 2019.
secretaris voorzitter