Nummer: R-19/4831/GB
Betreft: [klager] datum: 17 januari 2020
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.O. den Otter, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 24 september 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek te Zutphen afgewezen.
2. De feiten
Klager is sinds 29 april 2014 gedetineerd. Hij verbleef in de p.i. Achterhoek. Op eigen verzoek is hij op 28 juni 2019 overgeplaatst naar de locatie Roermond. Hij heeft verzocht om terugplaatsing naar de p.i. Achterhoek.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het door klager ingediende verzoek is volstrekt redelijk, nu een ouder-kind regeling (OKD-regeling) niet van de grond komt in de locatie Roermond. Klager had bij zijn overplaatsing naar de locatie Roermond een verkeerde voorstelling van zaken en klager is ongelukkig in de locatie Roermond. In klagers visie was toegezegd dat een OKD-regeling makkelijker van de grond zou komen in de locatie Roermond. Daarbij is onlangs een naast familielid van klager overleden en derhalve wenst klager te worden overgeplaatst om zijn zussen te kunnen ondersteunen. Klager krijgt nu immers geen bezoek.
3.2. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies van 5 september 2019 volgt dat klager dacht meteen deel te kunnen nemen aan een OKD-regeling in de locatie Roermond. Echter bleek sprake te zijn van een wachtlijst, waardoor deze regeling voor klager nog niet is opgestart. In het advies staat ook aangegeven dat klager niet alleen overplaatsing had verzocht naar de locatie Roermond vanwege het feit dat zijn zoon in de omgeving woonachtig is. Ook gaf hij aan dat het voor zijn persoonlijke ontwikkeling beter was om elders te worden geplaatst en wilde hij graag bij een bepaalde gedetineerde worden geplaatst van wie hij veel steun krijgt. Hij verbleef toen ruim vijf jaar in de p.i. Achterhoek. Klager heeft nu overplaatsing gevraagd omdat hij nog niet aan de OKD-regeling heeft kunnen deelnemen en hij zich niet op zijn gemak voelt in de locatie Roermond. Ook geeft klager aan dat zijn faseringstraject in de p.i. Achterhoek al vast staat. Nu klager zeer recent en wel op 28 juni 2019 op eigen verzoek en om dezelfde redenen is overgeplaatst naar de locatie Roermond, heeft de directeur een negatief advies gegeven. Het beroep richt zich alleen op het feit dat het OKD-traject in de locatie Roermond niet van de grond komt. Nu klager wel regulier bezoek van zijn zoon kan ontvangen en klager reeds op de wachtlijst staat voor deelname aan het OKD-traject, vormt het feit dat hij momenteel niet kan deelnemen aan een OKD-regeling onvoldoende grond voor een terugplaatsing naar de p.i. Achterhoek. Voorts is klager in de locatie Roermond niet verstoken van bezoek. De bestreden beslissing is dan ook op juiste gronden genomen.
4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie stelt vast dat klager, na een verblijf van vijf jaar in de p.i. Achterhoek, in juni 2019 op eigen verzoek is overgeplaatst naar de locatie Roermond. Uit het beroepschrift volgt kort gezegd dat het traject ten aanzien van een OKD-regeling hem tegenvalt en hij daarom wenst te worden teruggeplaatst naar de p.i. Achterhoek.
4.2. De beroepscommissie is echter van oordeel dat de namens klager aangevoerde omstandigheden onvoldoende zwaarwegend zijn om tot een gegrond beroep te kunnen komen. Hierbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat klager recent is overgeplaatst naar de locatie Roermond, hij op dit moment op de wachtlijst staat voor een OKD-regeling en uit inlichtingen van de Minister, anders dan klager stelt, is gebleken dat hij niet verstoken is van bezoek. Voorts heeft de directeur van de locatie Roermond negatief geadviseerd ten aanzien van het overplaatsingsverzoek. De bestreden beslissing kan, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 17 januari 2020.
secretaris voorzitter