Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4263/GA, 17 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/4263/GA

betreft:            [klager]            datum: 17 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. S. van Minderhout, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 17 juli 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.Ter zitting van de beroepscommissie van 31 oktober 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klager, bijgestaan door gemachtigde [...], juridisch medewerker. De directeur van de p.i. Middelburg heeft laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het opleggen van een ordemaatregel of disciplinaire straf op 25 juni 2019 (MB-2019-180). De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is door de beklagrechter ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Hij meent dat wel degelijk duidelijk is waarover, en om welke reden, hij zich heeft beklaagd. Klager heeft immers het beklagformulier ingevuld en heeft vermeld dat hij zich beklaagt over een disciplinaire straf/ordemaatregel van 25 juni 2019. Bij reden van beklag heeft klager ingevuld dat hij niet is gehoord en hij heeft de naam van zijn advocaat vermeld. Klager stelt dat er geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden. De opgelegde disciplinaire straf is bovendien onredelijk en onbillijk. Het is namelijk onredelijk om klager tegen te werpen dat hij een nagelknipper op cel heeft, terwijl hem dit eerder werd toegestaan. Klager weet niet wat een baseblik is en het is hem onduidelijk waarom hij voor het aanwezig hebben van dit voorwerp wordt gestraft. Het had op de weg van de beklagrechter gelegen om klager te informeren dat zijn klacht volgens diens oordeel niet aan de formele vereisten voldeed en hem een nadere termijn te gunnen de klacht aan te vullen, of ter zitting toe te lichten. Klager verzoekt een tegemoetkoming. Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager inhoudelijk toegelicht dat hij erkent beschikking te hebben gehad over de aangetroffen hasj en dat het terecht is dat daarop een reactie is gekomen. Dat geldt echter niet voor de nageltang. Die heeft klager overgenomen van een medegedetineerde en deze heeft al tweemaal eerder op zijn inventarislijst gestaan. Informatie daarover staat in zijn dagrapportage vermeld en ook de medische dienst wist ervan. Hij bewaarde de nageltang gewoon in zijn toilettas. Klager heeft benadrukt dat hij niet de gelegenheid heeft gekregen zijn verhaal te doen bij de directeur. Hij vindt het niet rechtvaardig dat in zijn dossier staat dat hij over een steekwapen zou hebben beschikt. Dit is in het bijzonder van belang omdat klager vastzit voor een levensdelict en dit gevolgen kan hebben voor zijn toekomst. Klager heeft geprobeerd zijn klacht duidelijk op te schrijven. Het feit dat hij oorspronkelijk uit Duitsland komt, maakt dat een en ander qua taalgebruik of grammaticaal mogelijk niet helemaal juist geformuleerd is. Daar mag hij echter niet op worden afgerekend. De directeur heeft in beroep het ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht. Klager is gehoord, zoals ook op de beschikking staat vermeld. Hierbij waren drie collega’s aanwezig. Tijdens een celinspectie door de Landelijke Bijzondere Bijstandseenheid, uitgevoerd met behulp van een drugshond, is een hoeveelheid contrabande aangetroffen. Het gaat om 21,7 gram softdrugs en tevens zijn een basesblikje, diverse blauwe handschoenen en een grote nageltang (die gezien kan worden als steekwapen) gevonden. Verder wordt verwezen naar het in de beklagprocedure ingediende verweerschrift.

3.         De beoordeling
Klager heeft op 28 juni 2019 zelf beklag ingediend, dat door tussenkomst van de maandcommissaris op 5 juli 2019 bij de beklagcommissie is binnengekomen. Klager heeft hiertoe het door de inrichting ter beschikking gestelde beklagformulier ingevuld. Daarop heeft klager aangekruist tegen welke beslissing hij beklag wenste in te stellen (het vakje disciplinaire straf/ordemaatregel), van welke datum die beslissing van de directeur was (25 juni 2019), alsook om welke redenen klager beklag wenste in te stellen, namelijk: “Het niet horen van mijn kant van het verhaal, over de nageltang. En wat is en ‘basebliek’, mach ik het zien”. Daarnaast staat de naam van klagers advocaat vermeld. Hiermee is naar het oordeel van de beroepscommissie zonder meer voldaan aan het bepaalde in artikel 61, derde lid van de Pbw. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de zaak zal worden terugverwezen naar de beklagrechter, dan wel beklagcommissie, zodat het beklag inhoudelijk kan worden behandeld.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en wijst de zaak terug naar de beklagrechter dan wel de beklagcommissie bij de p.i. Middelburg, teneinde inhoudelijk op het beklag te beslissen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Simpelaar, secretaris, op 17 januari 2020.

 

secretaris       voorzitter

 

 

 

 

 

Naar boven