Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/2780/SGA, 03 januari 2020, schorsing
Uitspraakdatum:03-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

 

Nummer          : S-19/2780/SGA

Betreft : [verzoeker]                           datum: 3 januari 2020

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. S.G.H. van de Kamp, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught. Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 24 december 2019, inhoudende de oplegging van een toezichtmaatregel namelijk het opnemen van telefoongesprekken, ingaand op 31 december 2019 om 16.00 uur en eindigend op 31 maart 2020 om 16.00 uur, wegens het uiten van bedreigingen jegens verzoekers moeder en de behandelcoördinator. De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 24 december 2019 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 2 januari 2020.

1.         De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Verzoeker stelt dat de bestreden beslissing zonder feitelijke grondslag is opgelegd.
Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen, waaronder het schriftelijk verslag van 12 december 2019, blijkt dat diverse malen is geconstateerd dat verzoeker zijn moeder telefonisch heeft bedreigd en uitgescholden, reden waarom zijn telefoongesprekken worden opgenomen. Verzoekers telefoongesprekken worden opgenomen om te monitoren hoe zijn gedrag jegens zijn moeder is en om toekomstige verlofaanvragen juist te behandelen en te beoordelen. Uit het schriftelijk verslag van 12 december 2019 komt naar voren dat op 12 december 2019 is waargenomen dat verzoeker in de telefooncel schreeuwde dat hij de behandelcoördinator wel kapot zou schieten bij vrijlating. Door de raadsvrouw wordt naar voren gebracht dat dit niet in verband staat met het opnemen van de telefoongesprekken met moeder. Dit is op zich juist, maar deze bedreiging geeft wel aan dat verzoeker tijdens de telefoongesprekken ontoelaatbare uitlatingen doet. Bovendien kan eerstgenoemde grond dat geconstateerd is bij het uitluisteren van de gesprekken dat er ontoelaatbare uitlatingen jegens moeder zijn gedaan - geluidsfragmenten ook zijn bewaard - de beslissing van de directeur tot het nemen van een toezichtmaatregel, op zich reeds dragen.
Gelet op het vorenstaande kan de bestreden beslissing, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het verzoek zal worden afgewezen.

2.         De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 3 januari 2020                                                     

secretaris        voorzitter

 

 

Naar boven