Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4826/GB, 14 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:        R-19/4826/GB

Betreft:            [klager]            datum: 14 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.R. van Laar, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 24 september 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Esserheem te Veenhuizen afgewezen.

2.         De feiten
Klager is sinds 24 juli 2019 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de p.i. Lelystad.

3.         De standpunten
3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel zijn geschonden nu niet althans onvoldoende uit enige feiten en omstandigheden blijkt waarom klager niet zou kunnen worden overgeplaatst naar de locatie Esserheem. Tot 1 maart 2019 verbleef klager in het noorden van het land, te weten Oosterwolde. De afstand tussen Oosterwolde en Lelystad is al gauw meer dan 116 kilometer. Reden voor het verzoek van klager is dat hij in de p.i. Lelystad minder bezoek kan ontvangen. Zijn bezoek is woonachtig in de regio Assen. Na zijn detentie zal klager ook weer in die regio verblijven. Dat klagers bezoek in staat is te reizen, is geen reden op grond waarvan het verzoek afgewezen kan worden. De partner van klager heeft geen eigen auto/vervoer en is dus afhankelijk van derden om klager te kunnen bezoeken. Het is voor het bezoek van klager een grote en steeds grotere belasting (fysiek en financieel) om af te reizen naar Lelystad. Het is van belang dat er geen (andere) contra-indicaties aanwezig zijn.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit de bezoekerslijst volgt dat klager niet verstoken is van bezoek in de p.i. Lelystad. Ondanks dat het Openbaar Ministerie geen bezwaar heeft tegen een overplaatsing, is hetgeen namens klager is aangevoerd met betrekking tot zijn bezoekmogelijkheden onvoldoende zwaarwegend om klager over te plaatsen naar de locatie Esserheem.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft verzocht om overplaatsing naar het h.v.b. van de locatie Esserheem, kort gezegd omdat de locatie Esserheem makkelijker te bereiken is voor zijn partner.

4.2.      Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor wie opneming in huizen van bewaring is bedoeld. Voor de selectie van gedetineerden geldt het uitgangspunt dat preventief gehechten, gelet op het belang van een goede rechtsgang, in een h.v.b. worden geplaatst in dan wel nabij het arrondissement van vervolging, mits dit h.v.b. is toegewezen aan het arrondissement van vervolging. Van dat uitgangspunt kan onder bijzondere omstandigheden worden afgeweken. Klager is ingesloten voor het arrondissementsparket Oost-Nederland en verblijft in de p.i. Lelystad gelegen in het aanpalende arrondissement Midden-Nederland.

4.3.      De beroepscommissie is van oordeel dat wat klager heeft aangevoerd met betrekking tot zijn bezoekmogelijkheden, onvoldoende zwaarwegend is om tot een gegrond beroep te kunnen komen. Hierbij neemt zij in aanmerking dat klager niet verstoken is van bezoek. De afstand tussen Oosterwolde en de p.i. Lelystad is bovendien niet onoverkomelijk. De bestreden beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 14 januari 2020.

 

secretaris        voorzitter

 

 

Naar boven