Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2345/GA, 12 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2345/GA

betreft: [klager] datum: 12 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 7 oktober 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 29 september 2003 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rijnmond, locatie Stadsgevangenis te Hoogvliet,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 november 2003, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klager en de heer [...], unitdirecteur van genoemde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft
a. de ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, ingaande op 11 april 2003 om 23.15 uur en eindigend op 12 april 2003 te 16.00 uur, wegens het niet opvolgen van de opdracht geen geluidsoverlast teveroorzaken;
b. de ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, voor de duur van een week, ingaande 12 april 2003 te 16.00 uur en eindigend op 19 april 2003 om 16.00 uur, met de mogelijkheid van verlenging, ter observatie,met het oog op klagers psychische gesteldheid;
c. de beslissing klager door middel van een camera te doen observeren tijdens zijn verblijf in een afzonderingscel, ingaande 13 april 2003 te 14.00 uur en eindigend op 19 april 2003 om 16.00 uur, met de mogelijkheid van verlenging,in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting en in het belang van klager;
d. de ordemaatregel van plaatsing in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, ingaande 14 april 2003 om 8.00 uur en eindigend op 28 april 2003 om 8.00 uur, opgelegd vanwege klagers psychische gesteldheid, welkeordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd op de landelijke afzonderingsafdeling van Nieuw Vosseveld te Vught, in verband met ernstige verstoring van de orde en veiligheid in de Stadsgevangenis.
e. de verlenging van de maatregelen onder 1.d. d.d. 28 april 2003, wegens klagers psychische gesteldheid.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik heb meteen beklag willen doen, maar ben hiertoe pas op 25 april 2003 in de gelegenheid gesteld. Ik heb enige keren om verstrekking van papier en schrijfgerei verzocht, maar dit is mij niet eerder dan op genoemde datum verstrekt.
Alle maatregelen zijn volstrekt ten onrechte tegen mij getroffen, omdat ik niets heb gedaan wat tegen de gevangenisregels is. Ik ben een modelgedetineerde. De directeur van de locatie Zuyder Bos, waar ik nu verblijf, kan datbevestigen. Op het moment dat de eerste maatregel werd genomen had ik nog nooit een straf of een maatregel opgelegd gekregen. Ik stond op de wachtlijst voor plaatsing in Zoetermeer en zou daar in april 2003 worden geplaatst. Zo’nvooruitzicht verknoei je toch niet!
Ik heb geen geluidsoverlast veroorzaakt. Ik had geen televisietoestel en geen geluidsapparatuur op cel. Ik zat rustig een boek te lezen. De rapportage die is opgemaakt, klopt niet. Ik ben in de isoleercel geplaatst op grond vanleugenachtige verklaringen van het personeel. Het is niet juist dat ik op 11 april 2003 een sigaret aan een p.i.w.-er heb gevraagd voor het maken van een joint. Die p.i.w.-er heeft een oneerbare opmerking tegen mij gemaakt door tezeggen: “Jij gaat je excuus aan mij aanbieden, anders ben je morgen van mij”. Een ander rapport gaat over het feit dat ik een bekertje water had gevraagd. Bij die gelegenheid heeft de p.i.w.-er mij en mijn familie in het Turksuitgescholden. Ik heb hem gezegd dat ik niets met hem te maken had en dat hij mijn ouders er buiten moest laten.
Ik heb de directeur gesproken op de ochtend nadat ik in de isoleercel was geplaatst. De directeur zei dat ik zijn personeel liep te bedreigen en dat ik mijn mond moest houden omdat ik anders geboeid zou worden. Ik mocht dus nietantwoorden. De directeur vond mij in de war en heeft meteen die ochtend de camera aan laten zetten.
De overbrenging naar Vught is op een beestachtige manier geschied. Ik kreeg namelijk een riem om mijn middel en daaraan werden mijn handen gebonden.
In Vught heb ik geen psychiater of psycholoog gezien. Ik heb daar, behoudens het luchten in een luchtkooi, de gehele dag op cel moeten doorbrengen.

De unitdirecteur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De rapportage van 11 april 2003 geeft duidelijk aan dat er sprake was van een ernstige verstoring van de nachtrust door klager, door bonken op de celdeur. Hierover kwamen steeds meldingen van andere gedetineerden naar de centraalpost. De wachtcommandant heeft daarop overleg gevoerd met het piket-directielid op de achtergrond. Dit directielid heeft het IBT-team laten komen. Klager is onder begeleiding van dit team naar de afzonderingscel gebracht. In de tweedaarop volgende nachten heeft klager in de afzonderingscel ook dusdanig veel geluidsoverlast veroorzaakt dat daarover wederom veel klachten kwamen. Klager was daarom intern niet te handhaven. Klager is op 11 april 2003 door eenpsychiater gezien; er was echter geen gesprek mogelijk in verband met schelden en negatieve uitlatingen door klager. Klager was al enige tijd onder aandacht van de psychologe. Hij is steeds meer in de war en steeds bedreigenderbevonden.
Het personeel is geïnstrueerd de gedetineerden die beklag willen doen te voorzien van potlood en papier. Ik heb geen aanwijzingen dat dat in dit geval niet gebeurd is. Het is echter denkbaar dat gedetineerden voorzichtig benaderdmoeten worden en dat om die reden geen papier en potlood wordt verstrekt.
De externe afzondering is op 28 april 2003, op 12 mei 2003 en op 26 mei 2003 verlengd. Wij hebben daartoe concrete informatie opgevraagd van de directie van de landelijke afzonderingsafdeling in Vught en de verlenging is geschied inoverleg met de selectiefunctionaris.

3. De beoordeling
De beroepscommissie neemt ten aanzien van de beslissing onder 1.a. het volgende in aanmerking.
Klager is op 11 april 2003 te 23.15 uur door ambtenaren of medewerkers van de inrichting in een afzonderingscel geplaatst. De beslissing daartoe is genomen door een wachtcommandant, na telefonisch overleg met een directielid.Aannemelijk is, gelet op het verslag van 11 april 2003, dat klager op deze datum in de avonduren zodanige geluidsoverlast heeft veroorzaakt en geen gevolg heeft gegeven aan de opdracht hiermee te stoppen, dat onverwijldetenuitvoerlegging van de afzondering geboden was. Artikel 24, vierde lid, Pbw bepaalt dat de afzondering in zodanig geval ten hoogste vijftien uren mag duren. Gelet op het ingangstijdstip van de hierop aansluitende beslissing van dedirecteur, 12 april 2003 te 16.00 uur, stelt de beroepscommissie vast dat voormelde maximale duur van vijftien uren met een uur en 45 minuten is overschreden . De beslissing onder 1.a. is derhalve ten aanzien van genoemdeoverschrijding in strijd met de wet. De beslissing van de beklagcommissie dient daarom in zoverre te worden vernietigd en het beklag zal voor dit deel gegrond worden verklaard. Naar het oordeel van de beroepscommissie zijn er geentermen aanwezig om klager deswege een tegemoetkoming toe te kennen.
De beroepscommissie neemt ten aanzien van de beslissingen onder 1.b., c. en d. het volgende in aanmerking.
De directeur heeft meldingen overgelegd over het voortdurend veroorzaken van geluidsoverlast door klager in de avonduren van 11 april 2003 en in de nachtelijke uren van 12 en 13 april 2003, en over beledigende en bedreigendeuitlatingen van klager tegenover het personeel. Voorts heeft de directeur aannemelijk gemaakt dat klager in verband met zijn psychische gesteldheid onder aandacht was bij de psychologe en op 11 april 2003 door de psychiater isgezien. Aannemelijk is verder dat klagers genoemde gedrag heeft geleid tot een toegenomen bezorgdheid van de directeur over klagers psychisch functioneren.
Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat er voldoende grond aanwezig was voor de beslissingen van de directeur tot het laten voortduren van de afzondering in de afzonderingscel van de Stadsgevangenis, het aldaar plaatsenvan klager onder cameratoezicht, en het vervolgens extern tenuitvoer doen leggen van de afzondering. Het beroep zal daarom ten aanzien van deze onderdelen van het beklag ongegrond worden verklaard en de beslissing van debeklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd.

De beroepscommissie is voorts van oordeel dat het beklag geen recentere beslissingen dan die genoemd onder 1.a. tot en met d. kan betreffen. Het klaagschrift is gedateerd 25 april 2003. De beslissing onder 1.e. van 28 april 2003 totverlenging van de externe afzondering is door de beklagcommissie ten onrechte onder het beklag begrepen. Klager had opnieuw een klaagschrift moeten indienen tegen laatstgenoemde afzonderingsbeslissing.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot de beslissing onder 1.a. gegrond, voorzover deze beslissing de tijdsduur van 15 uren heeft overschreden, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie enverklaart het beklag op dit onderdeel in zoverre alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt. Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel 1.a. voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre deuitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot de beslissingen onder 1.b. tot en met 1.d. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voorzover betreffende de beslissingen onder 1.d. en verstaat dat het beklag geen betrekking heeft op deze beslissingen.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 12 januari 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven