Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4888/GB, 07 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:07-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/4888/GB

Betreft:            [klager]            datum: 7 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 23 september 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het Justitieel Complex (JC) Zaanstad afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 22 juni 2016 gedetineerd. Hij verblijft sinds 5 augustus 2019 op de prepassantenafdeling van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

3.         De standpunten

3.1.      Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.

Klager heeft verzocht om overplaatsing naar het JC Zaanstad, omdat zijn bezoekers afkomstig zijn uit Leeuwarden. In het PPC Vught wordt hij slecht behandeld, nu hij ruim drie maanden gemiddeld 21 uur per dag opgesloten heeft gezeten waardoor hij zijn vertrouwen in het PPC Vught heeft verloren. Plaatsing op de prepassantenafdeling heeft bovendien voor klager toch geen voordelen. Hij gaat niet meewerken aan de behandeling in het kader van de aan hem opgelegde tbs-maatregel. Hij hoopt daarom de laatste maanden van zijn gevangenisstraf in het JC Zaanstad te mogen uitzitten.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager zit momenteel een gevangenisstraf uit en aansluitend volgt een tbs-maatregel. Ingevolge het geldende beleid voor prepassanten worden gedetineerden met een resterende gevangenisstraf tussen de zes en twaalf maanden voorafgaand aan de maatregel geplaatst op de prepassantenafdeling. Voor zover klager stelt voornamelijk op cel te zitten, dient hij beklag in te dienen bij de beklagcommissie. Uit informatie van de inrichting volgt dat klager een gewoon dagprogramma heeft. Wel wordt hij vanwege zijn gedrag soms extra ingesloten. Ten aanzien van het bezoek geldt dat, behoudens bijzondere omstandigheden, het bezoek geen selectiecriterium vormt. Uit het selectieadvies volgt bovendien dat klager in het JC Zaanstad slechts een keer bezoek heeft ontvangen. De inrichtingspsycholoog meent dat de behandelinhoud leidend moet zijn bij de selectie en vanuit dat perspectief acht zij het nadrukkelijk geïndiceerd dat klager op de prepassantenafdeling blijft, waar hij wordt voorbereid op zijn naderende behandeling in een tbs-instelling.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager is als zogenaamde prepassant, conform het beleid als in de memo die door de Minister is overgelegd, in de laatste fase voor zijn geplande plaatsing in een Forensisch Psychiatrisch Centrum in de prepassantenafdeling in het PPC Vught geplaatst. Zijn tbs-maatregel zal aanvangen op 21 juni 2020.

4.2.      Klager stelt geen voordelen te ondervinden van zijn plaatsing op de prepassantenafdeling. Uit het selectieadvies van 16 september 2019 volgt echter dat geadviseerd wordt klagers verblijf op de prepassantenafdeling voort te zetten. Van belang wordt geacht niet mee te gaan in klagers grilligheid en vluchtgedrag, maar de tijd te nemen serieus naar zijn problematiek te kijken en met hem aan zijn probleeminzicht en behandelmotivatie te kunnen werken. De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Voor zover klager verzoekt om overplaatsing wegens bezoektechnische redenen, merkt de beroepscommissie op dat klager tijdens zijn vorige verblijf in het JC Zaanstad, dat ruim acht maanden duurde, slechts eenmaal bezoek heeft ontvangen.

4.3.      De beroepscommissie constateert dat de argumentatie van klager, gelet op de feitelijke informatie in het dossier, onvoldoende is onderbouwd. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, en in het licht van het doel van een plaatsing op een prepassantenafdeling, is naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake van zwaarwegende redenen die maken dat in het geval van klager van het beleid ten aanzien van prepassanten afgeweken dient te worden. De bestreden beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 7 januari 2020.

secretaris        voorzitter

Naar boven