Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4762/GB, 30 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:30-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/4762/GB

Betreft:            […]       datum: 30 december 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 18 september 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Esserheem te Veenhuizen afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 1 juni 2019 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden.

3.         De standpunten

3.1.      Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij wil graag een opleiding tot metaalbewerker of een lasopleiding volgen. In Leeuwarden kan dat niet, maar in Veenhuizen wel. Klager hoopt met een diploma een goede baan te kunnen vinden na zijn detentie.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Aanvankelijk verzocht klager om overplaatsing, omdat er in Veenhuizen andere Litouwse medegedetineerden zouden verbleven. Dat bleek niet het geval. Het verzoek is dus terecht afgewezen.

De lasopleiding wordt in Veenhuizen niet aangeboden in het h.v.b. De opleidingen worden alleen gegeven aan gemotiveerde gedetineerden van wie vaststaat dat zij nog enige tijd in de inrichting zullen verblijven. Dat staat bij klager nog niet vast.

4.         De beoordeling

Klager heeft verzocht om overplaatsing naar de locatie Esserheem, omdat hij daar graag een opleiding wil volgen. Uit de informatie van de Minister blijkt dat het pas mogelijk is om daar een opleiding volgen, nadat klager is veroordeeld en zich niet meer in een h.v.b. bevindt. Daar komt nog bij dat de opleidingsmogelijkheden van een inrichting op zichzelf geen reden vormen voor overplaatsing. De bestreden beslissing is dus niet onredelijk of onbillijk. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 30 december 2019.

secretaris        voorzitter

Naar boven