Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4911/GB, 10 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:10-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/4911/GB

Betreft:            […]       datum: 10 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Manspeaker, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 30 augustus 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 8 augustus 2019 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de p.i. Alphen te Alphen aan den Rijn. Op

2 september 2019 is hij in de gevangenis van de p.i. Ter Apel geplaatst.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers familie uit Papendrecht heeft hem weliswaar niet bezocht toen hij in de p.i. Alphen verbleef, maar zij zouden hem wel bezoeken als hij zou worden overgeplaatst naar een inrichting in de regio Rotterdam. Zij zijn financieel en fysiek niet in staat af te reizen naar Ter Apel en zelfs niet naar Alphen aan den Rijn. Artikel 20b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) zou onverbindend moeten worden verklaard wegens strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVMR). Verzocht wordt de proceskosten te vergoeden.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft na zijn detentie geen rechtmatig verblijf in Nederland. Op grond van artikel 20b van de Regeling moet hij daarom in de p.i. Ter Apel worden geplaatst. Van bijzondere omstandigheden die een afwijking rechtvaardigen is niet gebleken.

Klager voert aan dat zijn familie hem in de p.i. Ter Apel niet kan bezoeken. Zij kwamen echter ook niet op bezoek toen hij nog in de p.i. Alphen verbleef. In dat opzicht maakt zijn verblijf in de p.i. Ter Apel dus geen verschil. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 27 maart 2020.

4.         De beoordeling

4.1.      Vaststaat dat klager na zijn detentie geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Op grond van artikel 20b van de Regeling, dient hij daarom in beginsel in de p.i. Ter Apel te worden geplaatst. Die bepaling is op zichzelf niet in strijd met het EVRM, reeds omdat in bijzondere gevallen een uitzondering kan worden gemaakt (RSJ 20 september 2019, R-19/3917/GB).

4.2.      In deze zaak is geen sprake van zodanig bijzondere omstandigheden dat moet worden afgeweken van artikel 20b van de Regeling. Klagers detentie is relatief recent aangevangen en zijn strafrestant bedraagt nog enkele maanden. Bij het einde van zijn detentie zal hij ongeveer zeven maanden in de p.i. Ter Apel hebben verbleven. In die periode kunnen de nodige voorbereidingen worden getroffen voor zijn terugkeer. Het belang daarvan weegt zwaarder dan klagers belang gedurende deze periode (regelmatig) bezoek te kunnen ontvangen. De bestreden beslissing kan dus niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 10 januari 2020.

secretaris        voorzitter

Naar boven