Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4215/GA, 10 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:10-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/4215/GA

betreft:            [klager]            datum: 10 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

gericht tegen een uitspraak van 4 juli 2019 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 18 november 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord namens klager zijn raadsvrouw mr. T. Urbanus en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Zuyder Bos bijgestaan door […], hoofd detentie en reïntegratie. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van intrekking van het eerstvolgende verlof en het advies van de directeur om klager in een gesloten setting te plaatsen (klachtnummer ZB-2019-192).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 275,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Bij de start van het verlof met elektronisch toezicht is uitgelegd wat van klager wordt verwacht. Ook dat hij de enkelband gedurende drie uur moet opladen. De directeur betwist dat het verhaal van het groene lampje klager is verteld door de reclassering of het personeel van de locatie. In de periode december 2018-maart 2019 heeft klager zich meerdere malen niet aan de afspraken gehouden en hij is daar ook meerdere malen op aangesproken. In de beslissing van 12 maart 2019 staat dat klager de enkelband niet minimaal drie uur per 24 uur oplaadt en dat dit leidt tot een te lage accu spanning. Daarmee brengt klager de controle in gevaar. De directeur heeft besloten tot opschaling van waarschuwingen naar een disciplinair traject voor klager en dat komt niet uit de lucht vallen. De directeur heeft klager ondanks het advies van de reclassering niet gedegradeerd. Na deze gebeurtenis zijn de richtlijnen aangepast. Dit is in het kader van professionalisering gebeurd en betreft niet een erkenning van ‘schuld’ in die zin dat niet goed zou zijn gehandeld. De regels zijn nog duidelijker opgesteld. De directeur heeft een negatief advies gegeven ten aanzien van klagers detentiefasering. Op 2 april 2019 heeft klager een negatieve selectiebeslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (Minister) ontvangen. Hij heeft hiertegen geen beroep ingesteld.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt aan de hand van een pleitnotitie als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht.

Klager heeft erkend dat hij niet drie uur heeft geladen per dag, maar dat is zijn enige overtreding. Hij is altijd traceerbaar en bereikbaar geweest. Hij meent dat hij ten onrechte, dan wel disproportioneel, is gestraft. Klager handhaaft het standpunt dat de richtlijnen voor het dragen van een enkelband geen bijzondere voorwaarden zijn. De richtlijnen zijn aanwijzingen die ervoor moeten zorgen dat de veroordeelde altijd traceerbaar is voor de autoriteiten. Als dat niet het geval is, wordt de bijzondere voorwaarde van het elektronisch toezicht pas overtreden. De richtlijnen zijn onduidelijk geformuleerd. Het is dan onterecht om de risicoaansprakelijkheid bij klager neer te leggen. Gedetineerden nemen zaken letterlijk. Als je de band niet ´s nachts mag laden, dan koppel je deze los.

De directeur benoemt in het beroepschrift wederom dat klager heeft geladen tijdens zijn slaap. Deze omstandigheid is echter niet genoemd in de beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf. Klager heeft elke keer de band opgeladen totdat het lampje groen werd en de band een trilsignaal gaf. Dit is hem zo uitgelegd door de reclassering en is ook door het personeel gezegd. In uitspraken van de RSJ is deze manier van opladen ook opgenomen, in ieder geval in RSJ 8 mei 2017, 17/0015/GB.

Van belang is ook nog dat de reclassering niet heeft geadviseerd om klager te straffen, maar het laadgedrag met hem te bespreken.

3.         De beoordeling

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is het advies van de directeur aan de selectiefunctionaris geen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Tegen beslissingen van de selectiefunctionaris, die namens de Minister beslist, staat een afzonderlijke rechtsgang open. Klager had dan ook in zoverre niet-ontvankelijk in zijn beklag dienen te worden verklaard. Het beroep van de directeur is wat dit beklagonderdeel betreft gegrond en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd.

Met betrekking tot de opgelegde disciplinaire straf stelt de beroepscommissie vast dat klager zijn enkelband niet dagelijks drie uur heeft opgeladen. Dat dit niet de eerste keer is dat klager zich niet aan de richtlijnen met betrekking tot het opladen van de enkelband heeft gehouden, blijkt uit een eerder op 3 januari 2019 opgelegde disciplinaire straf in verband met de schending van een locatiegebod. Klager is toen gewaarschuwd om de band niet gedurende de nacht op te laden. In de brief van 4 maart 2019 van de reclassering staat duidelijk bij de overige richtlijnen dat de apparatuur tijdig moet worden opgeladen (drie uur per 24 uur, niet tijdens de slaap).

Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur om klager hiervoor een disciplinaire straf van intrekking van het eerstvolgende verlof op te leggen bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep van de directeur zal derhalve ook wat dit beklagonderdeel betreft gegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag betreffende het advies van de directeur aan de selectiefunctionaris en verklaart het beklag betreffende de disciplinaire straf alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, U.P. Burke en drs. M. R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 10 januari 2020.          

            secretaris        voorzitter

Naar boven