Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4706/GA, 10 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:10-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/4706/GA

betreft:            [klager]            datum: 10 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.J. van Galen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 12 augustus 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden te Den Haag en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 18 november 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is namens klager gehoord mr. S.J. van Galen en namens de directeur […], juridische medewerker bij de p.i. Haaglanden. Als toehoorder was aanwezig […], stagiaire bij de p.i. Haaglanden. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

-de beslissing van de directeur dat klager naar de arbeid moet terwijl hij recentelijk nog arbeidsongeschikt is verklaard in dezelfde p.i. en nog moet worden geopereerd aan zijn schouder (klachtnummer SC 2019/046);

-een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een strafcel ingaande 19 februari 2019 (SC 2019/058).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Met betrekking tot SC 2019/046: Klager werkte eerder als reiniger. Toen hij terugkeerde in de p.i. Haaglanden heeft hij aangegeven dat hij eerder arbeidsongeschikt was verklaard en vanwege pijn aan zijn schouder niet op de arbeidszaal kon werken. Dan moet dat opnieuw onderzocht worden. De raadsman ziet geen onderzoek door de arts tussen de stukken. Klager heeft meerdere klachten lopen over de medische dienst. Er gaat veel niet goed met betrekking tot zijn operatie, die nog steeds niet is geregeld. De situatie kan na een periode van twee maanden anders zijn. Klager zegt dat hij veel pijn heeft en niet kan werken.

Met betrekking tot SC 2019/058: Er zijn geen aanvullingen op deze klacht naast hetgeen schriftelijk al is aangevoerd.

Namens de directeur is daarop als volgt gereageerd.

Klager is uitgebreid onder de aandacht van de medische dienst. De juridisch medewerker heeft veel contact met klager gehad, ook toen hij nog reiniger was. Hij heeft klager zien reinigen met de mop. Ondanks de medische klachten die klager toen ook al had, kon hij wel het werk van de reiniger doen. Nadat klager was overgeplaatst werd iemand anders reiniger. Toen klager weer terugkeerde in de p.i. was de baan van reiniger reeds bezet en moest hij naar de werkzaal. In het penitentiair psychiatrisch centrum is geen sprake van commerciële arbeid. De arbeid heeft een therapeutisch karakter en is niet gericht op productie. Het is niet te vergelijken met het baantje als reiniger. Klager is uitgebreid gezien door de inrichtingsarts gedurende zijn verblijf in de p.i. Haaglanden. De juridisch medewerker kan niet zeggen of dit ook na zijn overplaatsing is gebeurd. Klager is tijdens zijn arrestatie gewond geraakt aan zijn schouder. Dit heeft hem er niet van weerhouden om reiniger te zijn. Klager is niet arbeidsongeschikt verklaard door de arts. Dit komt in de p.i. ook nauwelijks voor. Er wordt gekeken naar wat iemand wel kan; productie halen behoeft niet.

3.         De beoordeling

Met betrekking tot SC 2019/046:

De beroepscommissie stelt vast dat klager eerder in de p.i. Haaglanden heeft verbleven en toen, ondanks pijnklachten aan zijn schouder, reiniger was. Klager is een periode overgeplaatst geweest en moest na zijn terugkeer in de p.i. Haaglanden naar de arbeidszaal om arbeid te verrichten. Klager ervaart nog steeds pijnklachten, is nog niet geopereerd aan zijn schouder en heeft aangegeven de arbeid op de arbeidszaal niet te kunnen doen. Nu niet is gebleken dat klager sinds zijn terugkeer in de p.i. Haaglanden door een arts is onderzocht met het oog op het verrichten van arbeid op de arbeidszaal, moet de beslissing van de directeur om klager naar de arbeidszaal te sturen bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal gegrond worden verklaard. Voor het door hem ondervonden ongemak zal aan klager een tegemoetkoming worden toegekend van €25,=.

Met betrekking tot SC 2019/058:

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot klacht SC 2019/046 gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Zij verklaart het beroep met betrekking tot klacht SC 2019/058 ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, U.P. Burke en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 10 januari 2020.          

secretaris       voorzitter

Naar boven