Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4975/GB, 10 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:10-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/4975/GB

Betreft:            […]       datum: 10 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.C.J. Lina, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 9 oktober 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 1 augustus 2019 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de p.i. Vught. Op 4 september 2019 is hij in gevangenis van de p.i. Arnhem geplaatst.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wilde in de gevangenis van de p.i. Vught worden geplaatst. Hij verbleef al in de p.i. Vught en nam daar deel aan re-integratieactiviteiten en een lasopleiding. Door de plaatsing in de p.i. Arnhem moest hij daar plotseling mee stoppen. Klager wil zijn activiteiten in de p.i. Vught graag alsnog voortzetten.

Klager ontvangt regelmatig bezoek van zijn familie uit Deurne. Hij heeft er dan ook belang bij om zo dicht mogelijk bij hen gedetineerd te zijn. Zijn familie is nu 60 minuten per enkele reis onderweg. De reis brengt bovendien aanzienlijke kosten met zich mee.

De Minister had op grond van artikel 9 van de Pbw een h.v.b.-plek kunnen aanwijzen als gevangenisplek. Er was kennelijk wel voldoende plek in het h.v.b., dus klager had daar kunnen blijven.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager moest na zijn veroordeling vanuit het h.v.b. in een gevangenis worden geplaatst. Het h.v.b. en de gevangenis zijn (in de p.i. Vught) aparte afdelingen. Het is dus niet waar dat plekken in het h.v.b. kunnen worden opgevuld met gevangenisplekken.

Uit het selectieadvies blijkt niet dat klager re-integratieactiviteiten, waaronder een lasopleiding, heeft gevolgd. Er wordt juist aangegeven dat hij veel op zichzelf was en regelmatig activiteiten oversloeg. Uit navraag blijkt dat klager slechts op een wachtlijst voor de lasopleiding stond. In de p.i. Arnhem wordt, net als in de p.i. Vught, een ruim aanbod aan re-integratieactiviteiten aangeboden. Dit betreft weliswaar niet dezelfde opleidingen, maar klager kan wel degelijk werken aan zijn re-integratie.

Bezoekproblemen zijn inherent aan het ondergaan van detentie. Klager ontvangt wekelijks bezoek van familie en vrienden.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft bezwaar tegen zijn plaatsing in de gevangenis van de p.i. Arnhem, omdat hij daar niet kan deelnemen aan bepaalde re-integratieactiviteiten en omdat deze inrichting voor zijn bezoek uit Deurne verder weg is. Hoewel op klagers registratiekaart de p.i. Vught als vestigingsadres staat, begrijpt de beroepscommissie dat hij zal resocialiseren in (zijn geboorteplaats) Deurne. Deurne ligt (evenals Vught) in het arrondissement Oost-Brabant.

4.2.      In artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, is bepaald dat een gedetineerde na veroordeling in beginsel in het arrondissement van vestiging wordt geplaatst. Klager is na zijn veroordeling geplaatst in de gevangenis van de p.i. Arnhem, die is gelegen in het arrondissement Gelderland. Klager wilde graag geplaatst worden in de gevangenis van de p.i. Vught, die is gelegen in het arrondissement van vestiging. In de gevangenis van de p.i. Vught was echter geen plaats beschikbaar.

4.3.      Nu een gedetineerde na zijn veroordeling zo snel mogelijk in een gevangenis moet worden geplaatst en in de p.i. Vught geen plaats beschikbaar was, is het op zichzelf niet onredelijk dat klager daar destijds niet is geplaatst. Klager had wel op een wachtlijst voor de p.i. Vught kunnen worden geplaatst, maar in dit geval kan het nalaten daarvan niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De p.i. Arnhem bevindt zich namelijk in een aanpalend arrondissement en de reistijd (per auto) van Deurne naar de p.i. Arnhem is slechts tien minuten meer dan van Deurne naar de p.i. Vught. Daarbij komt nog dat klager in de p.i. Arnhem regelmatig bezoek ontvangt van familie en vrienden. Tot slot biedt ook de p.i. Arnhem een ruim aanbod aan activiteiten met re-integratiedoeleinden en onderwijsmogelijkheden. Het beroep zal dus ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 10 januari 2020.

secretaris        voorzitter

Naar boven