Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2851/GA, 10 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:10-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

nummer:          R-19/2851/GA

 

betreft: [klager]            datum: 10 januari 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y.W.G. Verschuren, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 16 januari 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen te Alphen aan den Rijn en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 november 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is namens klager gehoord zijn raadsvrouw mr. Y.W.G. Verschuren.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De directeur van de p.i. Alphen heeft zich schriftelijk afgemeld voor de zitting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de vermissing van kledingstukken na klagers overplaatsing op 26 juni 2018 en de vermissing van een kledingstuk na de uitvoer daarvan op 6 juli 2018 (klachtnummer AE 2018/694).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De beoordeling

Na bestudering van het dossier en het onderzoek ter zitting stelt de beroepscommissie vast dat klagers raadsvrouw de directeur op 3 augustus 2018 een brief heeft gestuurd met als onderwerp ‘Verzoek teruggave kleding danwel vergoeding van de schade’. In de brief wordt eerst stilgestaan bij de verdwenen kleding van klager na zijn binnenkomst in de p.i. Alphen en dat “Dit betekent dat de kleding verduisterd is door uw medewerkers.”

Vervolgens is ook een kledingstuk dat klager op 6 juli 2018 heeft uitgevoerd verdwenen. Nu de kledingstukken van klager zijn verdwenen bij zowel de invoer als de uitvoer binnen de organisatie van de directeur en de directeur verantwoordelijk is voor deze gang van zaken, stelt klager zich op het standpunt dat de p.i. aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden door de vermissing van zijn kleding. Indien de kleding niet kan worden teruggegeven aan klager verzoekt hij de directeur de schade aan hem te vergoeden voor een bedrag van € 7703,40. Bovendien vordert klager de door hem gemaakte kosten voor rechtsbijstand.

Mochten de aan klager toebehorende kledingstukken niet binnen twee weken na dagtekening van dit schrijven aan hem zijn overhandigd, dan wel mocht klager niet volledig schadeloos worden gesteld voor de vermiste kledingstukken en de gemaakte advocaatkosten, dan is klager genoodzaakt aangifte te doen van verduistering door de medewerkers van de p.i., aldus klager.

Klagers raadsvrouw heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat het in eerste instantie niet de bedoeling was om een klacht in te dienen, maar de directeur aansprakelijk te stellen voor de kwijtgeraakte kleding. De directeur heeft de brief doorgestuurd naar de beklagcommissie teneinde het als klacht te laten behandelen. Er is uiteindelijk geen aangifte gedaan van verduistering. Klager durfde dat niet aan, omdat hij nog wel even in de p.i. moest zitten. Hij vond dat ingewikkeld. De bonnen van de kledingstukken heeft de raadsvrouw via het thuisfront van klager toegestuurd gekregen.

Nu met de brief van 3 augustus 2018 aan de directeur een andere procesgang werd beoogd, is naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake van het doen van beklag of van een klaagschrift als bedoeld in artikel 60 en 61 van de Pbw en had de beklagrechter zich onbevoegd moeten verklaren van het beklag kennis te nemen. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter daarom vernietigen.

 

3.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en bepaalt dat de beklagrechter onbevoegd is van het beklag kennis te nemen.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, U.P. Burke en drs. M. R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 10 januari 2020

 

 

             

 

 

 

 

secretaris        

voorzitter

Naar boven