Nummer: R-19/4921/GB
Betreft: […] datum: 7 januari 2020
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 19 september 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Sittard afgewezen.
2. De feiten
Klager is sinds 16 april 2019 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de locatie Roermond.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft een conflict met een medegedetineerde. Deze medegedetineerde probeert klager af te persen, ook via andere gedetineerden. In de inrichting wordt weinig ondernomen om escalatie te voorkomen. Klager heeft ervoor gekozen naar de andere kant van de afdeling te gaan, maar dat lost het probleem niet op.
3.2. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit telefonische informatie vanuit de locatie Roermond blijkt dat geen sprake is van spanningen op de afdeling waar klager verblijft. Hij verbleef op een andere afdeling dan de medegedetineerde met wie hij een conflict had en ze volgden een ander dagprogramma. Inmiddels verblijft die medegedetineerde zelfs niet meer in de locatie Roermond.
4. De beoordeling
4.1. Klager heeft verzocht om overplaatsing, omdat hij zich niet veilig voelt in de locatie Roermond. Hij stelt dat hij een conflict heeft met een medegedetineerde en dat deze en andere gedetineerden hem afpersen.
4.2. Uit het selectieadvies blijkt dat de inrichting klagers verzoek niet ondersteunt. Er is wel sprake (geweest) van een conflict, maar het personeel constateert dat klager vrijelijk over de afdeling beweegt. Het multidisciplinair overleg (MDO) vermoedt dat klager een vechtpartij gebruikt om een eerder afgewezen overplaatsing alsnog te realiseren. Uit recente informatie blijkt bovendien dat de betreffende medegedetineerde niet meer in de inrichting verblijft.
4.3. Er zijn op basis van het dossier geen aanknopingspunten om te kunnen oordelen dat klager daadwerkelijk wordt bedreigd of afgeperst. Daarom, en gelet op het negatieve advies vanuit de inrichting, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 7 januari 2020.
secretaris voorzitter