Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4083/GA, 30 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:30-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/4083/GA

betreft:            [klager]            datum: 30 december 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Mesoudi, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 24 juni 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Vught, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 19 april 2019 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof (VU-2019-000733). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Zowel de officier van justitie als de politie hebben geen bezwaar tegen verlofverlening. Hoewel klagers verlofaanvraag is afgewezen in verband met de bescherming van het slachtoffer, vormt deze omstandigheid voor het OM geen reden negatief te adviseren. Hierbij geldt dat de officier van justitie bij klagers strafzaak betrokken is geweest en een volledig beeld van hem heeft. De politie geeft te kennen dat het opleggen van een alcoholverbod tijdens het eventueel te verlenen verlof en een urinecontrole bij terugkomst in de inrichting wenselijk is. Anders dan de directeur stelt, kan dit niet als een negatief advies worden aangemerkt. Daarnaast is het niet aan klager te wijten dat de directeur geen zicht op zijn problematiek heeft. Klager is in de inrichting van onbesproken gedrag en betrouwbaar in het nakomen van afspraken. Nu de einddatum van zijn detentie nadert, dient aan zijn resocialisatiebelang en zijn gedrag in de inrichting steeds groter gewicht te worden toegekend. Klager verzoekt onderhavig verlof toe te kennen. Verder verzoekt hij een (financiële) tegemoetkoming toe te kennen, voor de verloven die hij vanwege de negatieve beslissing van de directeur niet heeft genoten. De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Bij onderhavige beslissing tot afwijzing van klagers verlofaanvraag prevaleerden de belangen van de orde en veiligheid in de inrichting, een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf en de bescherming van het slachtoffer. Het positieve advies van het OM leidt niet tot een andere conclusie. In het kader van de aan klager opgelegde (voorwaardelijke) vrijheidsstraf is de bijzondere voorwaarde opgelegd van het ondergaan van een behandeling van zijn alcoholprobleem. Dit houdt verband met het delict waarvoor klager is veroordeeld. Nu een daadwerkelijke behandeling nog niet was gestart, was ten tijde van de verlofaanvraag niet in te schatten welke risico’s kleven aan mogelijk alcoholgebruik van klager tijdens het verlof. Daarnaast was het door hem opgegeven verlofadres gelegen vlakbij het woonadres van het slachtoffer. Dat zou een ongewenste confrontatie tussen klager en het slachtoffer kunnen opleveren, wat indruiste tegen het advies van de politie en Veilig Thuis. Klagers vriendin heeft het risico op ongewenst contact bevestigd, aangezien zij bij de politie haar steun voor klager kenbaar had gemaakt. Het verbinden van bijzondere voorwaarden aan het verlof konden de aanwezige risico’s niet wegnemen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden. Indien klager en zijn vriendin, tevens het slachtoffer van het door hem gepleegde delict, tijdens het eventueel te verlenen verlof contact met elkaar zoeken, gaat dat in tegen het advies van de politie en Veilig Thuis. Het is wenselijk dat tijdens het verlof een alcoholverbod wordt opgelegd en dat een urinecontrole bij terugkomst in de inrichting wordt afgenomen. Ten aanzien van klagers vorige verlofaanvraag heeft de politie negatief geadviseerd, vanwege risico’s voor zijn vriendin. Klager heeft zijn vriendin in 2018 ernstig mishandeld en is daarvoor op dit moment gedetineerd. Zijn vriendin heeft de politie te kennen gegeven dat hun relatie inmiddels is hersteld omdat hij niet langer alcohol drinkt en dat zij telefonisch en fysiek contact onderhouden. De officier van justitie bij het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant heeft geen bezwaar tegen verlofverlening, onder de voorwaarde dat het slachtoffer – conform het advies van de politie – wordt ingelicht.

3.         De beoordeling
Klager onderging een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, wegens poging doodslag. Op 19 september 2019 is hij in vrijheid gesteld. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. Naar het oordeel van de beroepscommissie waren er ten aanzien van klagers verzoek om algemeen verlof omstandigheden aanwezig die in redelijkheid een contra-indicatie vormden voor verlofverlening. Het delict waarvoor klager gedetineerd was, houdt verband met zijn problematische alcoholgebruik. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de aan klager opgelegde vrijheidsstraf was daarom de bijzondere voorwaarde van een behandelverplichting gesteld. Deze behandeling bevond zich ten tijde van de verlofaanvraag in een opstartfase. Om die reden konden de risico’s vanwege mogelijk alcoholgebruik tijdens het eventueel te verlenen verlof onvoldoende worden ingeschat. Daarnaast bestond er een risico op een ongewenste confrontatie van klager met zijn vriendin, tevens slachtoffer van het door hem gepleegde delict.
De beslissing van de directeur kan gezien het voorgaande, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder c en g van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met verbetering van de gronden.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. S. Djebali, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Bikker, secretaris, op 30 december 2019.

 

            secretaris        voorzitter

 

 

Naar boven