Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2881/GV, 12 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2881/GV

betreft: [klager] datum: 12 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 17 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J.M.Vélu gedateerd 12 december 2003, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 december 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister), welke volgens telefonische informatie van het BSD van locatie De IJssel op 5 december 2003 aan klager is uitgereikt,

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager heeft om strafonderbreking gevraagd om zijn zuster, die eenhartoperatie zal ondergaan, te kunnen bezoeken. Als alles goed gaat, is het de bedoeling dat zij na het verlaten van het ziekenhuis nog drie maanden thuis verpleegd zal gaan worden. Klagers moeder zal in januari 2004 wordenopgenomen in het ziekenhuis. Het valt klager allemaal veel te zwaar dat hij dit moet meemaken terwijl hij gedetineerd is. Klager heeft het gevoel dat het allemaal zijn schuld is dat zijn moeder en zuster nu opeens ziek zijn. Klagerszuster is nog maar 26 jaar oud en voorheen kerngezond. Klager wil graag drie of tien dagen strafonderbreking om te proberen om zijn zuster en moeder te steunen en het een beetje bij te leggen met zijn familie. Vroeger zag hij zeiedere week en nu al maanden niet meer en dat doet hem heel wat.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek tot strafonderbreking voldoet niet aan de geldende criteria tot het verlenen van strafonderbreking. In weerwil van het negatieve verlofadvies van de officier van justitie alsmede dat van de politie, is na telefonischoverleg met de inrichting, de behandelend specialist en het bureau medische inspectie van het Ministerie van Justitie klager in staat gesteld om zijn zuster, die inmiddels geopereerd is, in het kader van incidentele verlofverleningte bezoeken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft aangegeven dat de aard en ernst van het delict en de daaruit voortvloeiende onrust, die verlofverlening kan veroorzaken bij slachtoffer en leefomgeving en hetgevaar voor recidive, verlofverlening thans niet toelaten.
De politie Rotterdam-Rijnmond heeft aangegeven dat er kans op confrontatie is met het slachtoffer, die in een nabijgelegen wijk woont. Nabij het verlofadres zijn er voortdurend klachten over drugsgebruikers en drugsdealers. Deofficier van justitie heeft negatief geadviseerd terzake van verlofverlening.
De medisch adviseur bij het Ministerie van Justitie heeft geadviseerd om, gelet op de zeer ingrijpende en bijzonder operatie van klagers zuster, hem op korte termijn een bezoek te laten brengen aan zijn zuster.
In een verklaring van de huisarts van klagers moeder, C. van Oei, d.d. 6 januari 2004 wordt aangegeven dat klagers moeder is opgenomen in het ziekenhuis in verband met reumatoïde artritis en daardoor haar zoon niet kan bezoeken.Verzocht wordt om het mogelijk te maken dat klager zijn moeder kan bezoeken in het ziekenhuis.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens opzettelijke vrijheidsberoving en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datumvalt op of omstreeks 20 september 2004.
Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr.733726/98/DJI), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat nietkan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Klager heeft om strafonderbreking verzocht om zijn zuster, die een risicovolle hartoperatie diende te ondergaan, te kunnen bezoeken. Klager is, overeenkomstig het advies van de medisch adviseur, middels incidentele verlofverleningdaartoe in de gelegenheid gesteld. Vervolgens heeft klager als reden voor zijn verzoek tot strafonderbreking gegeven dat zijn moeder in het ziekenhuis zal worden opgenomen. Niet valt in te zien waarom een bezoek aan klagers moederin het ziekenhuis niet middels incidentele verlofverlening zou kunnen worden gerealiseerd en klagers straf om die reden onderbroken zou dienen te worden. Gelet op het bovenstaande is de afwijzende beslissing van de Minister niet instrijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

03/2881/GV

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 januari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven