Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3947/TA en R-19/3960/TA, 7 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:07-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummers:       R-19/3947/TA en R-19/3960/TA

betreft:            [klager]            datum: 7 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door respectievelijk het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag, verder te noemen instelling, en door mr. A.L. Louwerse namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 6 juni 2019 van de beklagrechter bij voornoemde instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 oktober 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Lelystad, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van voormelde tbs-instelling […], stafmedewerker juridische zaken. Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft:

a.         de beslissing van de instelling dat klager niet meer op bezoek mag bij een vriend van hem, die buiten de instelling woont (Me 2018/000315);

b.         de beslissing van 24 december 2018, inhoudende de opschorting van klagers transmurale verlof (Me 2018-000323);

c.         de beslissing van 18 januari 2019 waarbij klager geen telefonisch contact mag hebben met de vrouw van zijn vriend (Me 2019-000333) en

d.         de beslissing om klagers transmurale verlofmachtiging te laten verlopen (Me 2019-000068).

 

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag onder a., het beklag onder b. en c. ongegrond verklaard en het beklag onder d. op formele en materiele gronden gegrond verklaard en aan klager is (in totaal) een tegemoetkoming van € 165,= toegekend, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beroep van klager richt zich tegen het beklag vermeld onder a., b. en c. Klager zit momenteel nog steeds in de kliniek en mag slechts af en toe met begeleid verlof. Klager heeft gekozen om mee te werken met het nieuwe traject dat is ingezet, omdat hij anders geen zicht meer heeft op uitstroom uit de TBS. Klager heeft lange tijd verbleven op de transmurale afdeling buiten de kliniek.

Klager dient ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht onder a. Er is sprake van een weigering van bezoek. Hoewel klager niet intramuraal verblijft, is hij van mening dat deze situatie gelijkgesteld dient te worden aan artikel 37, derde lid, van de Bvt. Daarnaast was er sprake van een verworven recht, immers klager ging al jaren wekelijks meerdere malen op bezoek met toestemming van de kliniek. Door de openheid van klager is de zaak van zijn vriend aan het licht gekomen. Hierna kreeg klagers vriend van de reclassering geen toestemming om het nichtje in huis te laten verblijven. Daarvan is nu dan ook geen sprake meer. Er was dus geen noodzaak om de maatregel op te leggen. Dat klagers vriend niet meer toestond dat sociotherapie van klager in zijn huis kwam, doet niet ter zake. Klagers netwerk is niet verplicht om mee te werken aan huisbezoeken. De maatregel is ten onrechte opgelegd. Het beklag onder a. dient alsnog gegrond te worden verklaard.

Klager heeft een achtergrond van pedofilie. De indexdelicten dateren van meer dan 24 jaar geleden. Klager had toen problemen met alcohol. De rapporten van het NIFP over klager waren lovend. Dit was ook een reden waarom de kliniek zich ter zitting niet verzette tegen een onderzoek voor voorwaardelijke beëindiging. Klager was niet op de hoogte van de activiteiten van zijn vriend. Dit wist hij pas een paar dagen voor de aanhouding van zijn vriend, waarbij hij zijn vriend heeft aangesproken op bepaald app-gedrag. Klager is nimmer verdachte geweest, noch betrokken in enig politieonderzoek. Klager heeft medewerking verleend door volledige openheid van zaken te geven over zijn eigen contact met het nichtje (zeer miniem) en over wat hij wist over zijn vriend. Daarbij heeft hij volledige medewerking verleend aan onderzoek aan zijn telefoon en computer. Klager is nooit alleen geweest met het nichtje, wist niet wanneer zij er was of niet, en had ook geen mogelijkheid om met haar alleen te zijn. Klagers vriend en diens vrouw waren altijd aanwezig. Klager is dan ook van mening dat zijn verlof ten onrechte is ingetrokken dan wel dat de intrekking te lang heeft voortgeduurd. Het beklag onder b. dient alsnog gegrond te worden verklaard.

Het is juist dat een politieonderzoek liep. Klager en de vrouw van zijn vriend zijn niet benaderd als getuige in dit onderzoek. Door de instelling was op een eerder moment al toegestaan dat klager onder toezicht mocht bellen met de vrouw van klagers vriend. De vrouw van klagers vriend spreekt Engels met een Australisch accent en zij is goed verstaanbaar. Blijkbaar kon de instelling haar naderhand ook verstaan. Klager geeft aan dat er geen enkele noodzaak was om telefoongesprekken tussen hen te weigeren. Op dat moment waren hij en zijn goede vriendin, gelet op de situatie van haar man en zijn vriend, elkaars enige houvast. Klager verzoekt alsnog gegrondverklaring van zijn klacht onder c.

Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beroep richt zich tegen de inhoudelijke gegrondverklaring van het beklag onder d. Klagers zelfzorg was niet goed en zijn huishouden was ook niet op orde. Daarnaast kwam klager zijn afspraken ook niet na. Dat klager op zichzelf woonachtig was, was achteraf bezien, een stap te ver voor hem. Thans wordt ingezet op begeleid wonen. Het gaat momenteel weer redelijk goed met klager en de samenwerking is momenteel ook goed. Sinds juli 2019 heeft klager weer begeleid verlof. Klager is onlangs overgestapt naar andere medicatie, nu hij graag enige beleving wenste te hebben in zijn seksuele drift. Daarom wordt op dit moment meer terughoudend omgegaan met het toekennen van verlof.

Het laten verlopen van de transmurale verlofmachtiging heeft hetzelfde effect als het intrekken daarvan. Voor klager was het – achteraf gezien - duidelijker geweest als de transmurale verlofmachtiging was ingetrokken. Het was echter gerechtvaardigd om de verlofmachtiging te laten verlopen. Klager is eind december 2018 teruggeplaatst vanuit zijn eigen woning vanwege het feit dat tijdens een bezoek van klager aan een vriend van hem een minderjarig nichtje van deze vriend aanwezig was. Klager mag zich niet in de aanwezigheid van minderjarigen begeven. Dit staat in zijn verlofplan. Klagers vriend is gearresteerd op 20 december 2018 in verband met recidiverende pedoseksuele activiteiten. Gezien klagers bezoeken aan deze vriend is ervoor gekozen klager naar binnen te plaatsen om betrokkenheid uit te sluiten. Na de overplaatsing werd gezien dat klager onvoldoende in staat bleek te zijn om voor zichzelf te zorgen. Bij een uitvoerige controle van klagers woning bleek veel afval verstopt te zijn in klagers woning en werd een grote hoeveelheid medicatie gevonden (tegen bijwerkingen van de libido remmende middelen). In de tussentijd moest de verlofmachtiging worden geëvalueerd die uiterlijk in februari 2019 had moeten worden verstuurd. De transmurale verlofmachtiging zou op 15 april 2019 verlopen. Gelet op het feit dat was gebleken dat klager meer dan verwacht ondersteuning nodig had in zijn zelfredzaamheid met betrekking tot zijn eigen woning is eind januari 2019 door de Interne Verlof Toetsingscommissie besloten het transmurale verlof niet te evalueren maar te laten aflopen. Daarboven werd een concrete vervolgvoorziening in die periode onderzocht. Zolang dat niet helder was, kon er geen nieuwe aanvraag worden ingediend want dit zou resulteren in het gegeven dat er geen nieuwe verlofmachtiging zou worden afgegeven. Met dat in het achterhoofd is besloten om de evaluatie te laten verlopen.

Inmiddels is op 29 mei 2019 opnieuw een transmurale verlofmachtiging aangevraagd met als doel om betrokkene via de Transmurale Voorziening uiteindelijk te plaatsen in FPA Zuidlaren.

 

3.         De beoordeling

Met betrekking tot het beklag onder a:

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing dat klager zijn buiten de instelling wonende vriend niet meer mag bezoeken niet is aan te merken als een voor beklag vatbare bezoekbeperking als bedoeld in artikel 37 van de Bvt. De in dit artikel opgenomen beperkingen zien immers op bezoek aan klager in de instelling. De beslissing is evenmin aan te merken als een andere beslissing van het hoofd van de instelling waardoor een klager toekomend recht zou zijn geschonden. De beroepscommissie verklaart het beroep van klager op dit onderdeel ongegrond.

 

Met betrekking tot het beklag onder b:

Op grond van artikel 50, derde lid, van de Bvt kan het hoofd van de instelling het verlof intrekken, indien dit noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen of indien de verpleegde een bepaalde voorwaarde niet nakomt.

Op 24 december 2018 heeft het hoofd van de instelling beslist dat het transmurale verlof van klager tijdelijk wordt opgeschort, vanwege de omstandigheid dat een netwerklid van klager is opgepakt in verband met verdenkingen van strafbare feiten en welke verdenkingen passen in klagers delictscenario. Om klagers betrokkenheid uit te sluiten is het transmurale verlof opgeschort. Klager heeft een achtergrond van pedofilie. Op 24 oktober 2018 is tijdens een fysieke controle van klager in de woning van klagers vriend vastgesteld dat daar een minderjarige aanwezig was. In de voorwaarden van klagers verlofplan staat vermeld dat klager niet met een minderjarige alleen mocht zijn. Hierop is klager gewezen. Op 5 november 2018 werd bekend dat klager zich nogmaals in aanwezigheid van een minderjarige in het huis van zijn vriend had bevonden. Op 12 december 2018 was een fysieke controle van klager, toen hij op bezoek was bij zijn vriend, niet mogelijk nu het personeel van klagers vriend niet in de woning mocht komen. Klagers toestemming om deze vriend te bezoeken is vervolgens ingetrokken. Klagers vriend is op 21 december 2018 gearresteerd op verdenking van “grooming” in de richting van de minderjarige. Om klagers betrokkenheid rondom de situatie van zijn vriend en de minderjarige uit te sluiten is het transmurale verlof van klager opgeschort.

Tegen de achtergrond van het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat het hoofd van de instelling in redelijkheid heeft kunnen besluiten het transmurale verlof op te schorten. Het beroep van klager zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

Ten aanzien van het beklag onder c:

Het hoofd van de instelling kan in gevolge artikel 38, derde lid, van de Bvt, het voeren van telefoongesprekken of een bepaald telefoongesprek telkens voor een periode van ten hoogste vier weken weigeren of een telefoongesprek binnen de daarvoor bestemde tijd beëindigen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid, van de Bvt. In artikel 35, derde lid, van de Bvt staat – onder meer – de voorkoming of opsporing van strafbare feiten als belang vermeld.

De instelling heeft in de toelichting in de mededeling tot het weigeren van telefoongesprekken met de vrouw van klagers vriend aangegeven dat, hangende het politieonderzoek en de mogelijke negatieve invloed van de gesprekken, het telefonisch contact niet wordt toegestaan. Gelet op voormelde omstandigheden, zoals hierboven reeds vermeld onder b., acht de beroepscommissie de beslissing om het contact te ontzeggen met de vrouw van klagers vriend, niet onredelijk of onbillijk. Dat klager eerder wel telefonisch contact met haar mocht hebben doet, gelet op het voorgaande, daaraan niet af.

 

Ten aanzien van het beklag onder d:

Op grond van artikel 50, derde lid, van de Bvt kan het hoofd van de instelling het transmurale verlof van de verpleegde intrekken, indien dit noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen het gevaar van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen of indien de verpleegde een bepaalde voorwaarde niet nakomt.

Uit de onderliggende stukken volgt dat door het hoofd van de instelling geen beslissing op schrift is genomen met betrekking tot het intrekken van het transmurale verlof, doch dat is besloten om de transmurale machtiging te laten verlopen. De beroepscommissie is met de beklagrechter van oordeel dat het laten verlopen van de transmurale verlofmachtiging moet worden gelijk gesteld met het intrekken van verlof op grond van artikel 50, derde lid, van de Bvt. Gelet hierop had klager hiervan een beslissing op schrift dienen te ontvangen en alvorens deze beslissing werd genomen, gehoord dienen te worden. Nu niet is gebleken dat klager hiervan een schriftelijke mededeling heeft gehad en evenmin is gebleken dat klager voorafgaande aan deze beslissing is gehoord, dient het beroep van het hoofd van de instelling op dit onderdeel ongegrond te worden verklaard. Nu tegen de aan klager door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming van € 15,= geen gronden zijn aangevoerd, bevestigt de beroepscommissie op dit onderdeel de uitspraak van de beklagrechter.

De instelling heeft naar voren gebracht dat was gebleken dat klagers zelfzorg niet goed was en dat zijn huishouden ook niet op orde was. Daarnaast kwam klager zijn afspraken niet na. Dat klager op zichzelf woonachtig was, was achteraf bezien, een stap te ver voor hem. De beslissing van het hoofd van de instelling om het transmurale verlof te laten verlopen was naar het oordeel van de beroepscommissie derhalve niet onredelijk of onbillijk. De beroepscommissie verklaart het beroep van de instelling op dit onderdeel gegrond.

 

4.         De uitspraak

R-19/3960/TA :

De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ten aanzien van het beklag onder b. en c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ten aanzien van het beklag onder a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

 

R-19/3947/TA:

De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de instelling ten aanzien van het beklag onder d. ongegrond voor zover dit ziet op het geconstateerde vormverzuim en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de instelling ten aanzien van het beklag onder d. gegrond voor zover dit ziet op de inhoudelijke beoordeling, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag (inhoudelijk) alsnog ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 7 januari 2020.

    

 

            secretaris                    voorzitter        

Naar boven