Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4647/GB, 20 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:20-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/4647/GB

 

Betreft:            […]       datum: 22 november 2019

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 30 augustus 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Sittard of de locatie Roermond afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 21 mei 2019 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de p.i. Ter Apel.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het is onjuist dat klager geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Hij heeft een zogeheten Aufenthaltskarte waarin is bepaald dat hij rechtmatig in Duitsland mag verblijven. Daarop is bepaald dat hij een ‘family member of a European citizen’ is. Volgens Richtlijn 2004/38/EG wordt aan Unieburgers en hun familieleden minstens drie maanden vrij verblijf geboden binnen alle Lidstaten. Nu klager zo’n familielid is, verblijft hij rechtmatig in Nederland, tenzij hem dat recht wordt ontzegd. Dat is niet het geval. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (de IND) en de Vreemdelingendienst hebben alle procedures gestaakt.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het is vastgesteld dat klager na detentie geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. Op grond van artikel 20b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) is de p.i. Ter Apel voor klager daarom de enige aangewezen inrichting. Het verblijf daar wordt mede dienstbaar gemaakt aan de voorbereidingen voor de terugkeer naar het land van herkomst. Niet is gebleken dat klagers bezoek niet tot reizen in staat is. Uit klagers bezoekerslijst blijkt dat hij gebruikmaakt van de mogelijkheid om via Skype contacten te onderhouden.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Klager verblijft in de p.i. Ter Apel, omdat deze inrichting als enige in Nederland is aangewezen als inrichting voor vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Volgens de Minister heeft klager geen rechtmatig verblijf in Nederland, welke stelling wordt gesteund door een e-mail van de IND die onderdeel uitmaakt van het dossier.

4.2.      De raadsman betwist echter dat klager geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, omdat klager een Aufenthaltskarte heeft, waarop staat dat hij een ‘family member of a European citizen’ is. Dit argument treft geen doel. Dat blijkt uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 20 augustus 2014, waarin zij overweegt dat “het Unierecht de autoriteiten van de lidstaat waarvan de betrokken burger van de Unie de nationaliteit bezit, niet verplicht om aan de derdelander die familielid van die burger is, een afgeleid verblijfsrecht te verlenen louter omdat deze persoon in het gastland beschikte over een geldige verblijfskaart, omdat deze kaart declaratoir van aard is en geen rechten verleent” (ABRvS 20 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:318, r.o. 6.1., onder verwijzing naar HvJEU 12 maart 2014, ECLI:EU:C:2014:135). De rechtbank Den Haag heeft onder verwijzing naar deze uitspraak op vergelijkbare wijze geoordeeld over precies die kaart waarover klager beschikt (Rb Den Haag 26 januari 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:495).

4.3.      Nu – in deze procedure – vast staat dat klager geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, is de p.i. Ter Apel voor hem de (enige) aangewezen inrichting. Vooralsnog is niet gebleken van omstandigheden die zich tegen klagers plaatsing daar verzetten. Weliswaar heeft hij – blijkens de aan het dossier toegevoegde bezoekerslijst – nog geen bezoek ontvangen van anderen dan zijn advocaten, maar zijn verblijf aldaar is niet dusdanig lang dat sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden dat moet worden afgeweken van artikel 20b van de Regeling. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 22 november 2019.

 

            secretaris        voorzitter

 

 

Naar boven