Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4599/GA, 20 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:20-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:        R-19/4599/GA

Betreft:            [klager]            datum: 20 december 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. R. Gijsen, namens [..], verder te noemen klager, gericht tegen een op 29 augustus 2019 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 31 oktober 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Gijsen. De directeur van de p.i. Vught heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 29 augustus 2019, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2.         De standpunten
n namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager meent dat geen sprake is van gevaar in de zin van art. 46a van de Pbw, dan wel dat de beslissing op dat punt - en daarmee ook ten aanzien van de noodzaak van de dwangbehandeling - onvoldoende is onderbouwd. De beslissing tot a-dwangbehandeling is bovendien in strijd met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Er is geen oorzakelijk verband aangetoond tussen het geobserveerde gedrag enerzijds en de psychiatrische stoornis anderzijds en het gedrag is onvoldoende om concreet gevaar op te leveren. Na klagers verblijf in het Pieter Baan Centrum (PBC) lag zijn gedrag onder een vergrootglas. Klager vertoonde het gedrag om aandacht te trekken. Hij heeft domme grapjes gemaakt, vreemde antwoorden gegeven op vragen en stom zitten lachen. Dit deed hij omdat hij in een kliniek wilde worden geplaatst. Klager heeft binnen de p.i. laten weten dat hij zich expres zo gedroeg, maar er is hem gezegd dat zijn gedrag ‘echt’ is. Niemand heeft een sociaal-maatschappelijk gesprek met hem gevoerd. Wanneer dit zou plaatsvinden, zou duidelijk zijn dat klager geen gevaar vormt voor zichzelf of anderen. Hij is bijna vrij en hij zal zeker niets doen waardoor hij nog langer zou moeten vastzitten. Klagers gedrag moet los worden gezien van zijn gedrag tijdens een eerdere rechterlijke machtiging, toen er sprake was van verbaal agressief gedrag en tegen klager werd gezegd dat hij in een psychose zat. Klager betwist binnen de p.i. te hebben gedreigd. Hij is wel tweemaal boos geweest. Een keer omdat een medewerker aan zijn radio zat terwijl hij daarvan af moest blijven en de andere keer omdat hij bestelde sigaretten niet allemaal op zijn kamer mocht bewaren. Zijn sigaretten werden volgens klager afgepakt alsof hij een klein kind was. Het was niet klagers bedoeling dat met het door hem gemaakte vliegtuigje gegooid werd. Waarom hij het vliegtuigje met daarin een naald heeft gemaakt, kan hij niet aangeven. Voor zover de dreiging zou zien op de psychiaters zelf, kan die niet aan de beslissing van de directeur ten grondslag liggen, omdat zij onderdeel van het onderzoek uitmaken en dit bovendien slechts een reactie was op de voorgenomen beslissing. De conclusie van de psychiaters dat een dwangbehandeling noodzakelijk is, wordt niet door de feiten gedragen. Dat het beeld voortkomt uit achterdocht, is niet onderbouwd en dat die achterdocht voortkomt uit een psychose evenmin. Klager kan zich niet aan de indruk onttrekken dat zijn strafblad en het feit dat het personeel van de p.i. hem vreemd vindt ertoe leiden dat een dwangbehandeling wordt opgelegd. Klager bestrijdt dat sprake is van een dreigende verwaarlozing van zichzelf. Het is wel juist dat hij zijn kamer niet schoon hield, maar klager luistert wel naar instructies. Het slapen op een kaal bed is omdat klager het niet fijn vindt dat anderen onder dezelfde lakens hebben geslapen. Klager heeft er niet mee ingestemd om het behandelplan te laten toezenden aan de Raad. Nu niet bekend is wat er precies in het behandelplan staat opgenomen, is geen weigering van klager om mee te werken terug te zien. Klager heeft in het verleden eerder medicatie voorgeschreven gekregen, maar nooit daadwerkelijk tot zich genomen. Klager krijgt inmiddels een maand dwangmedicatie en heeft te kampen met bijwerkingen. Hij slaapt veel, de dwangmedicatie heeft effect op zijn eetlust en hij heeft er last van bij het sporten. De directeur heeft de bestreden beslissing schriftelijk als volgt toegelicht.

Uit de informatie blijkt dat klager zich in het verleden schuldig heeft gemaakt aan gewelddadigheden. Uit de dagrapportage valt af te leiden dat klager op 19 augustus 2019 personeel heeft bedreigd. Uit de rapportage van de psychiater kan worden afgeleid dat klager tijdens het gesprek regelmatig dreigend is geweest. In het PBC heeft klager rapport gekregen voor het vouwen van een vliegtuigje met daarin een naald verstopt. Klager geeft aan dat hij een beetje de clown uithangt en dat hij niemand bedreigt. Over het vliegtuigje zegt hij dat het maar een grapje was. Bekend is dat klager niet medicatietrouw is, waardoor het risico bestaat op decompensatie en de kans op agressie wordt vergroot. Klager verblijft in zijn eigen verblijfsruimte, maar moet regelmatig worden aangesproken op zijn eigenaardige gedrag. Wanneer dat gebeurt, laat hij zich moeizaam aanspreken, gedraagt hij zich over het algemeen afwerend en blijkt hij geen enkel inzicht te hebben in zijn eigen gedrag. Klager weigert medicatie, ondanks dat hem dit meerdere malen is aangeboden. Klagers zelfverwaarlozing is een constant aandachtspunt. Hij krijgt het niet voor elkaar om dit te regelen. Ter ondersteuning heeft klager een schema met betrekking tot algemene dagelijkse levensverrichtingen, maar ook dan moet hij er nog regelmatig op worden gewezen hieraan uitvoering te geven. Gezien klagers voorgeschiedenis, het risico op zelfverwaarlozing en de constante dreiging die uitgaat van klager, wordt het noodzakelijk geacht klager adequaat te behandelen, om verdere problemen te voorkomen. Het opstarten van een a-dwangbehandeling is proportioneel, omdat deze dient om ernstig gevaar, voortkomend uit een psychotisch toestandsbeeld, af te wenden. Aan het gevaarscriterium wordt voldaan, aangezien klager een vliegtuigje heeft gevouwen met daarin een speld met als doel anderen te beschadigen. Bij het voortduren van een psychotisch beeld, dat zich kenmerkt door onder andere agitatie en vijandigheid richting derden, bestaat gevaar op hernieuwde agressie tegenover derden. Klager heeft bijna dagelijks een sociaal-maatschappelijk gesprek met het personeel, al staat hij daar niet altijd voor open. Het medicatiebeleid is al lange tijd onderwerp van gesprek, maar klager vertoont geen ziekte-inzicht, hetgeen de samenwerking met betrekking tot zijn behandeling in de weg staat. Het gevaar blijft bestaan, omdat klager niet meewerkt aan zijn behandeling. Dat het personeel het beste met hem voorheeft, wil klager niet horen of zien.     

3.         De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 46e in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de stoornis van de geestesvermogens de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. De directeur heeft de beslissing klager te verplichten tot het ondergaan van een a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. De directeur heeft het behandelingsplan van klager niet kunnen overleggen, omdat klager daarvoor geen toestemming heeft gegeven. De beroepscommissie gaat er evenwel van uit dat in het behandelplan voorzien is in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen. Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het navolgende – kort en zakelijk weergegeven – naar voren. Bij klager is sprake van een ongespecificeerd schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Differentiaal diagnostisch wordt gedacht aan schizofrenie. Door de behandelend psychiater wordt een geagiteerd beeld voortkomend uit achterdocht gezien, voortkomend uit het psychiatrische beeld en gezien klagers voorgeschiedenis met mishandelingen van anderen, bestaat volgens de psychiater het gevaar voor agressie richting derden. De eerste tekenen daarvan worden gezien in de door klager getoonde dreiging. Daarnaast bestaat het gevaar dat klagers gedrag agressie oproept bij anderen. Ten derde doet zich het gevaar op zelfverwaarlozing voor. Klager moet worden aangestuurd waar het zijn zelfzorg aangaat en hij lijkt waarnemingsstoornissen te hebben; hij praat in zichzelf, lacht oninvoelbaar en is inadequaat in gesprek met zijn behandelaar. Volgens de psychiater die de second opinion heeft uitgevoerd, is de dwangbehandeling primair geïndiceerd vanwege het gevaar op zelfverwaarlozing waarbij het gaat om klagers hygiëne en cerebrale schade door een psychose. Daarnaast bestaat ook volgens deze psychiater de kans dat klager voortvloeiend uit zijn paranoïde psychotische toestand en achterdocht naar zijn omgeving, zal overgaan tot fysieke agressie. Klager wil niet vrijwillig medicatie innemen. Gezien klagers stoornis zijn er geen alternatieven beschikbaar voor de noodzakelijke medicamenteuze behandeling met een antipsychoticum. Afzondering dan wel separatie is onvoldoende toereikend om klagers psychische toestand te verbeteren. Klager heeft geen ziektebesef of -inzicht. Het is de verwachting dat medicatie bijdraagt in het verminderen van de ernst van de symptomen van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis van klager. Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een stoornis van de geestvermogens. Verder is voldoende aannemelijk dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt dat naar het oordeel van de beroepscommissie primair gelegen is in het gevaar op maatschappelijke teloorgang, en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Tevens is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Simpelaar, secretaris, op 20 december 2019

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven