Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4478/GA, 06 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:06-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/4478/GA

betreft:            [klager]            datum: 6 december 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad, gericht tegen een uitspraak van 6 augustus 2019 van de beklagcommissie bij voormeld PPC, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 18 november 2019, gehouden in het JC Zaanstad, zijn gehoord klager en [..], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij het JC Zaanstad. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van de directeur van 19 maart 2019 tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld artikel 46d, aanhef en onder onder b, van de Pbw (b-dwangbehandeling) ingaande 19 maart 2019 en eindigend op 2 april 2019 (klachtnummer ZS-JC-2019-030). De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van €50,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft in de beoordeling drie punten aangesneden waar de directeur het niet mee eens is. Het punt dat de directeur geen overleg heeft gehad met het hoofd van de afdeling is wat haar betreft onjuist. In het PPC is sprake van duale aansturing van de afdeling. De inhoudelijke aansturing is belegd bij de behandelcoördinator. Overleg over dwangbehandeling vindt plaats met de inhoudelijk deskundige, die naast het operationele afdelingshoofd staat. Zodoende is eerstgenoemde als, tevens naast het andere, afdelingshoofd betrokken. Er is sprake van een verkeerde interpretatie van ‘het hoofd van de afdeling’. Het punt dat naar het oordeel van de beklagcommissie achteraf niet gebleken is van acuut gevaar, verbaast de directeur. Getoetst moet worden of de directeur in maart van dit jaar op basis van de toen beschikbare informatie tot haar beslissing heeft kunnen komen. Voorts bestrijdt de directeur dat alleen sprake kan zijn van een onmiddellijk dreigend of acuut gevaar voor het toepassen van de b-dwangbehandeling. De beroepscommissie van de Raad heeft die lijn verlaten. De directeur heeft in het beroepschrift naar enkele voorbeelduitspraken verwezen. Ook de dreiging van gevaar kan op zichzelf al voldoende zijn voor een b-dwangbehandeling. De directeur heeft aan klager een b-dwangbehandeling opgelegd vanwege de dreiging van acuut gevaar voortkomend uit zijn psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie. Ten aanzien van het punt dat niet gebleken is dat minder bezwarende middelen zijn toegepast wordt gewezen op het oordeel van de behandelend psychiater, inhoudende dat afzondering of een individueel programma geen werkend alternatief is voor het in remissie doen gaan van een psychose in het kader van schizofrenie. Medicatie is het aangewezen middel. Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is sinds hij in het PPC verblijft nooit in de iso of in een kamerprogramma geplaatst. Hij zat op de crisisafdeling en dat ging niet zo lekker. Er waren een paar rotte appels die de boel verziekten. Klager komt voor zichzelf op en is niet op zijn mondje gevallen. Op 19 maart 2019 kwam zijn advocaat niet opdagen zonder bericht. Hij was daar geïrriteerd over en ging in gesprek met bewaarder M. met wie hij goed kon opschieten. Een andere bewaarder ging zich ermee bemoeien. Klager heeft toen een sarcastische opmerking gemaakt en liep naar zijn kamer. Hij kreeg twee keer een duw vanuit het niets van bewaarder H. met wie hij niet zo goed kon opschieten. In de cel stonden ze neus aan neus en klager heeft toen gezegd ‘je stinkt uit je waffel’. Klager heeft zijn woede heel erg ingehouden na dat duwen. Dat is het enige wat er is gebeurd en daarop werd besloten tot de dwangbehandeling. Klager heeft toen zijn advocaat gebeld en die drong er bij de inrichting op aan de camerabeelden op de gang vast te leggen, maar dat is niet gebeurd. Klager heeft niet zulke goede ervaringen met die advocaat. In zijn strafzaak is het ook niet goed gegaan. Hij heeft de advocaat aangeklaagd bij de orde van advocaten en een klacht voorgelegd aan de deken. Klager gebruikt al vijf, zes maanden geen medicatie. Hij kan niet tegen antipsychotica. Hij heeft een tijdje in de Oostvaarderskliniek gezeten en kon er daar ook niet goed tegen. Hij werd zwaar depressief en had zelfmoordneigingen. In overleg met de ambulante begeleiding mocht hij toen stoppen met de medicatie, maar wel onder de voorwaarde van verlenging van zijn artikelplaatsing en dat vond hij goed. Klager is drie jaar buiten geweest. Hij wil zijn situatie schetsen. Boosheid wordt soms ten onrechte met psychose geassocieerd. Als klager dan toch medicatie moet gebruiken, dan op biologische basis, niet chemisch. Iemand die in een psychose verkeert, is slachtoffer. Klager is gelovig en religie wordt ook ten onrechte geassocieerd met psychoses. Er is sprake van valse diagnoses en er wordt van een mug een olifant gemaakt. Onafhankelijk onderzoek wordt beloofd. Dan moet men de tijd nemen en in gesprek gaan en niet alleen maar dossieronderzoek doen. Dat is niet onafhankelijk onderzoek.

3.         De beoordeling
Op grond van artikel 46d, aanhef en onder b, van de Pbw kan de directeur als uiterste redmiddel beslissen tot het toepassen van een b-dwangbehandeling, indien dit naar het oordeel van een arts volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens van de gedetineerde binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden. Uit de nota van toelichting bij het ‘Besluit van 8 maart 2013 tot wijziging van […] de Penitentiaire maatregel […] in verband met de verruiming van de mogelijkheid onvrijwillige geneeskundige behandeling te verrichten’ (Stb 2013, 99) volgt dat het bij een b-dwangbehandeling dient te gaan om een situatie waarin sprake is van (dreiging van) een onmiddellijk of acuut gevaar binnen de inrichting.

Procedureel
In artikel 22a van de Penitentiaire maatregel (Pm) is het volgende bepaald:

1. Voordat de directeur beslist dat een door de arts noodzakelijk geachte
b-dwangbehandeling of gedwongen geneeskundige handeling zal worden toegepast, pleegt de directeur overleg met die arts en met het hoofd van de afdeling waar de gedetineerde verblijft. Indien de behandeling door een andere arts wordt verricht, wordt tevens met hem overlegd.
2. Ingeval van b-dwangbehandeling of indien het verrichten van een gedwongen geneeskundige handeling noodzakelijk is ter afwending van gevaar dat voortvloeit uit de stoornis van de geestvermogens van de gedetineerde, pleegt de directeur bovendien overleg met de voor de behandeling verantwoordelijke psychiater.
3. In het in het eerste en tweede lid bedoelde overleg wordt nagegaan of het gevaar niet op een andere wijze kan worden afgewend.

Uit de nadere toelichting van de directeur komt naar voren dat in het PPC sprake is van duale aansturing van de afdeling door een operationeel afdelingshoofd en een inhoudelijk deskundige behandelcoördinator. Het overleg van de directeur over een b-dwangbehandeling vindt plaats met de inhoudelijk deskundige behandelcoördinator. Aangezien deze persoon naast het operationeel afdelingshoofd staat, is deze ook betrokken. De beroepscommissie acht gelet hierop voldoende aannemelijk dat aan het in artikel 22a, eerste lid, van de Pm bedoelde overleg met het hoofd van de afdeling is voldaan. Het beroep treft wat dit onderdeel betreft dan ook doel.

Inhoudelijk
Uit het dossier komt het volgende naar voren. Klager is in zijn voorgeschiedenis meerdere malen gedwongen opgenomen geweest met een psychotisch toestandsbeeld. Hij heeft eerder dwangbehandeling gehad voor zijn psychoses en is bekend met ernstige agressie richting derden vanuit zijn psychoses. In het PPC vertoont klager veel achterdocht op de afdeling. Hij lijdt aan ernstige benadelingswanen. Vanuit zijn paranoïde psychose ervaart klager continu veel woede richting derden, die hem zouden benadelen. Toen de behandelaren tijdens de huidige opname het bericht bereikte dat klager tijdens zijn detentie zijn familieleden telefonisch bedreigde, is in overleg met de directie zijn telefoonverkeer beperkt. Op 18 maart 2019 belde klager toch op eigen initiatief op het vlak op de afdeling. Hij was erg luid en boos aan het telefoneren. Hij beschuldigde de zbiw-er van het stelen van zijn eten en dat ze spelletjes met hem aan het spelen zouden zijn. Hij schreeuwde verwensingen naar de zbiw-er en toen hij een time out kreeg in zijn cel begon hij de zbiw-er uit te schelden in het Marokkaans.Op 19 maart 2019 dreigde klager de zbiw-er in zijn oog te prikken. Toen is de b-dwangbehandeling aangevraagd. Wekenlang is ondanks het floride psychotische toestandsbeeld van klager geen dwangbehandeling aangevraagd, terwijl klager zijn antipsychoticum bleef weigeren. Hij heeft geen ziektebesef of inzicht in zijn ziekte, maar er is gehoor gegeven aan zijn wens om geen antipsychoticum te hoeven nemen. Op het moment dat de dreigementen toenamen en hij op 19 maart 2019 dreigde met fysieke agressie voortkomend uit paranoïdie/benadelingswanen, is besloten dwangbehandeling te starten om de veiligheid van derden te waarborgen.
Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiater bij klager sprake is van een psychische stoornis. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar als bedoeld in artikel 46a van de Pbw veroorzaakte en dat een geneeskundige behandeling volstrekt noodzakelijk was om dit gevaar af te wenden. Er was een situatie ontstaan van dreiging van een onmiddellijk of acuut gevaar binnen de inrichting. Tevens is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager een b-dwangbehandeling toe te passen, kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, U.P. Burke en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 6 december 2019.         

 

            secretaris        voorzitter

 

 

Naar boven