Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4400/TB, 10 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:10-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/4400/TB

betreft:            [klager]                    datum: 10 december 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C. de Goeij, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 6 augustus 2019 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 29 november 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.C. de Goeij, en namens verweerder, […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing
Verweerder heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar FPC Oostvaarderskliniek, FPC De Kijvelanden of de Pompestichting afgewezen.

2.         De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is bij beslissing van 2 mei 2013 geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen. Op 9 oktober 2017 heeft FPC Dr. S. van Mesdag verzocht klager over te plaatsen naar een andere instelling. Verweerder heeft op 29 november 2017 beslist klager over te plaatsen naar FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht (hierna ook wel genoemd: de instelling). Klager heeft op 24 juli 2019 verzocht om hem over te plaatsen naar FPC Oostvaarderskliniek, FPC De Kijvelanden of de Pompestichting. Verweerder heeft bij beslissing van 6 augustus 2019 dit verzoek afgewezen.

3.         De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. In FPC Van der Hoeven Kliniek is een impasse ontstaan in klagers behandeling. Klager is groepsgeschikt maar is nu in een individueel begeleidingstraject geplaatst en heeft geen contact meer met medeverpleegden. Hij krijgt in FPC Van der Hoeven Kliniek niet de zorg die hij nodig heeft. Hij mag alleen begeleid naar zijn werk en therapie. Klager is gevraagd om zijn wachtwoord te geven aan het personeel maar kan daartoe niet worden verplicht. Dit zou betekenen dat brieven aan het tuchtcollege en aan zijn raadsman gelezen zouden kunnen worden door het personeel. Klager wil wel documenten ter inzage geven maar wil niet zijn wachtwoord geven. Hij wil contact met de wijkagent maar dit wordt hem niet toegestaan. Klager was notulist in de instelling. Gesteld wordt dat hij gegevens van medeverpleegden naar zijn raadsman heeft gestuurd. Dit is niet juist. Gezegd is dat de instelling aangifte van diefstal heeft gedaan maar klager is niet gehoord door de politie. Er is geen parketnummer van de zaak bekend. Volgens de instelling is de aangifte van diefstal voldoende om klager binnen te houden. Klager heeft in het verleden onbegeleide verloven gehad. De risicotaxatie wordt door de instelling kunstmatig hoog gehouden. Klager wil onderzocht worden door het Pieter Baan Centrum (PBC). Aangekondigd is dat er een zorgconferentie zal worden gehouden, maar daarover is nog niets concreets gemeld. De instelling heeft voldoende tijd gehad om de impasse te doorbreken. Zonder een zorgconferentie of een plaatsing in het PBC komt klager geen stap verder. Klager voelt zich eenzaam en verkeert in een uitzichtloze positie. Hij wordt op deze manier niet voorbereid op een terugkeer in de maatschappij. Het is niet juist dat klager dvd’s zou hebben besteld zonder medeweten van het personeel. Als hij niet doet wat het personeel zegt, wordt gesteld dat hij niet in samenwerking is. Klager is het niet eens met de wijze waarop de instelling een en ander beschrijft. Er vindt geen behandeling plaats. Klager heeft eerder op 27 mei 2019 verzocht om hem over te plaatsen naar FPC De Kijvelanden. Klager hoopt dat in een nieuwe tbs instelling hem de zorg zal worden geboden die aansluit bij zijn problematiek en realiseert zich dat hij zal moeten ‘meebuigen’. Hij hoopt op samenwerking, vooruit te komen en een nieuwe kans te krijgen om weer een vrij man te worden.  In de huidige instelling worden aan alle zedendelinquenten libidoremmende middelen voorgeschreven. Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. Op 29 juli 2019 heeft een incident plaatsgevonden. Op klagers kamer zijn vertrouwelijke gegevens van medeverpleegden aangetroffen. Klager heeft bevestigd dat hij die gegevens heeft meegenomen naar zijn kamer en heeft verstrekt aan zijn advocaat. De instelling heeft aangifte gedaan van diefstal en de zaak ligt momenteel ter beoordeling bij het Openbaar Ministerie. Voorts heeft klager dvd’s besteld met een discutabele inhoud die duiden op delictgerelateerd gedrag. Bij het controleren van klagers computer weigerde klager om zijn wachtwoord te geven. FPC Van der Hoeven Kliniek erkent dat klagers behandeling recent is gestagneerd. Ondanks deze terugval ziet de instelling nog steeds mogelijkheden voor behandelinterventies passend bij klagers kernproblematiek. Van een overplaatsing in deze fase van klagers behandeling wordt gelet op de complexe problematiek, het beperkte probleembesef en het gebrek aan samenwerking geen meerwaarde verwacht. In een andere instelling zal klager ook niet met verlof kunnen gaan. In de komende periode zal bezien worden hoe de behandeling verder vorm te geven. De in augustus 2019 aangekondigde zorgconferentie wordt voorbereid – dit vergt enkele maanden – en zal begin 2020 plaatsvinden. In de tussentijd probeert de instelling klager een passende behandelinterventie aan te bieden. De uitkomst van de zorgconferentie zal leidend zijn voor het verdere verloop van zijn behandeling.

4.         De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg in zijn overwegingen te betrekken: a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt; b) de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt, en c) de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.
Regioplaatsing is volgens het door verweerder gevoerde beleid uitgangspunt bij plaatsing van ter beschikking gestelden, maar als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst wordt bij een verzoek om overplaatsing gekeken of overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is. Uit de door verweerder verstrekte inlichtingen volgt dat klager dvd’s heeft besteld met een delictgerelateerde inhoud en dat er na het aantreffen van vertrouwelijke gegevens van medeverpleegden in klagers kamer, waarvan aangifte is gedaan bij de politie, een impasse is ontstaan in klagers behandeling. Op korte termijn zal een zorgconferentie worden gehouden om te bezien hoe klagers behandeling verder vorm kan worden gegeven. In de tussentijd ziet de instelling nog steeds mogelijkheden om klager behandelinterventies aan te bieden die passen bij zijn kernproblematiek. Gelet op klagers complexe problematiek, beperkte probleembesef en het gebrek aan samenwerking verwacht de instelling op dit moment in afwachting van de te houden zorgconferentie geen meerwaarde van een overplaatsing naar een andere instelling. Gelet op het bovenstaande is het naar het oordeel van de beroepscommissie niet in het belang van klagers behandeling om hem in het huidige stadium van zijn behandeling over te plaatsen naar een andere instelling of hem voor nader onderzoek te plaatsen in het PBC. De beroepscommissie acht het, gelet op de huidige behandelimpasse, van groot belang dat de aangekondigde zorgconferentie zo spoedig mogelijk wordt gehouden. Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. J.M.L. Niederer, leden,  in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 december 2019.

                 

            secretaris                                voorzitter        

Naar boven