nummer: R-19/4344/GA
betreft: [Klager] datum: 16 december 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.C. Pedrotti, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 18 juli 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 18 september 2019, gehouden in de p.i. Lelystad, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.C. Pedrotti, gehoord. Namens de directie zijn mevrouw […], beleidsmedewerker en juridisch adviseur bij de p.i. Ter Apel, en mevrouw […], stagiaire bij de p.i. Ter Apel, gehoord. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde – betreft
a. de beslissing van 15 maart 2019 tot oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel gedurende zeven dagen teneinde nader onderzoek te verrichten naar de betrokkenheid van klager bij een (ernstige) vechtpartij op de afdeling (Ta-2019-000076);
b. het feit dat klager na het verlies van zijn arbeidsplaats gedurende zijn plaatsing op de wachtlijst voor een nieuwe arbeidsplaats twee weken tijdens de voor arbeid bestemde uren is ingesloten (Ta-2019-000092); en
c. het feit dat klager zijn arbeidsplaats als reiniger is verloren en op de wachtlijst voor een nieuwe arbeidsplaats is geplaatst (Ta-2019-000093). De beklagrechter heeft het beklag onder a., b. en c. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt ten aanzien van beklagonderdeel a. als volgt toegelicht. De beklagrechter heeft vastgesteld dat klager het personeel wilde helpen. De oplegging van een ordemaatregel of disciplinaire straf is dan niet gerechtvaardigd. Klager wordt verweten dat hij van zich af heeft geslagen nadat hij in zijn nek was gestoken, maar dat was het minste dat hij kon doen. Er kan hem geen verwijt worden gemaakt. Hij had juist beloond moeten worden voor het feit dat hij het personeel heeft geholpen. De ordemaatregel is bovendien niet proportioneel, omdat vrijwel meteen duidelijk was wat zich had afgespeeld en het onderzoek ook in één of twee dagen had kunnen plaatsvinden. Klager mocht een dag na oplegging van de ordemaatregel weer terug naar de afdeling en overal aan deelnemen. Na vier dagen is tegen hem gezegd dat de ordemaatregel nog steeds ten uitvoer werd gelegd en is deze weer geactiveerd. Het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt ten aanzien van beklagonderdelen b. en c. is door en namens klager in beroep als volgt toegelicht. Aan klager is ten onrechte een disciplinaire straf opgelegd, zodat de bestreden beslissingen ook niet terecht zijn. Klager is door het hele gebeuren disproportioneel hard gestraft, nu hij niet alleen voor langere tijd in afzondering heeft verbleven, maar ook twee weken achter de deur is geplaatst en zijn baan is kwijtgeraakt. Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt ten aanzien van beklagonderdeel a. als volgt toegelicht. Aan alle bij de vechtpartij betrokken gedetineerden is een ordemaatregel opgelegd teneinde onderzoek naar de vechtpartij te verrichten. Het onderzoek behelsde onder meer lijnen tussen verschillende gedetineerden die bij de vechtpartij betrokken waren. Dat is erg groot en ongrijpbaar. De ordemaatregel is niet tussentijds opgeheven. Het feit dat het afdelingspersoneel klager na een dag uit de afzonderingscel heeft gehaald, is een fout geweest. Het afdelingspersoneel is niet bevoegd de ordemaatregel op te heffen en het onderzoek is gewoon doorgegaan. Nu klager na een dag in de afzonderingscel te hebben verbleven naar de afdeling is teruggegaan, is hij door de ordemaatregel niet geschaad. Zijn bezoek is gedurende de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel gewoon doorgegaan, omdat zijn betrokkenheid bij de vechtpartij op dat moment nog niet was vastgesteld. Het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt ten aanzien van beklagonderdelen b. en c. is namens de directeur in beroep als volgt toegelicht. Klager is zijn arbeidsplaats als reiniger verloren als gevolg van de aan hem opgelegde disciplinaire straf. Er is geen sprake geweest van een ontslag, hij is zijn arbeidsplaats verloren. Zijn arbeidsplaats is door een andere gedetineerde opgevuld en voor klager is een nieuwe arbeidsplaats gevonden. Hij heeft ter zitting van de beklagrechter aangegeven dat hij begrijpt dat hem een disciplinaire straf is opgelegd, omdat hij een andere gedetineerde heeft geslagen.
3. De beoordeling
a.Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. De omstandigheid dat klager een dag na oplegging van de ordemaatregel naar de afdeling is teruggegaan, doet niet af aan de rechtmatigheid van de ordemaatregel. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
b.Klager heeft, nadat hij zijn arbeidsplaats als reiniger was verloren, gedurende twee weken tijdens de voor arbeid bestemde uren op zijn cel verbleven in afwachting van een nieuwe arbeidsplaats. In artikel 3.2 van de huisregels van de p.i. Ter Apel is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald: “Indien u door eigen toedoen uw arbeidsplek verliest, wordt u, indien er niet direct andere arbeid beschikbaar is, opnieuw op de wachtlijst geplaatst. U krijgt in afwachting van een plek op de arbeid wachtgeld en wordt gedurende het arbeidsblok ingesloten op de eigen cel.” Klager is zijn arbeidsplaats verloren als gevolg van een aan hem in verband met zijn betrokkenheid bij een vechtpartij opgelegde disciplinaire straf. De hiervoor genoemde bepaling betreft een voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende algemene regel. Tegen een algemene regel staat geen beklag open, tenzij die regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Dit is gesteld noch gebleken. Gelet daarop kan de uitspraak van de beklagrechter in zoverre niet in stand blijven en zal klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag onder b. worden verklaard.
c.Klager is zijn arbeidsplaats als reiniger verloren. In artikel 7 van het Arbeidsreglement, dat als Bijlage II onderdeel van de huisregels van de p.i. Ter Apel uitmaakt, is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald: “Wanneer u vijf dagen of langer niet deel heeft genomen aan de arbeid door de oplegging van een disciplinaire straf/ordemaatregel, arbeidsongeschiktheid of andere redenen wordt u op de wachtlijst geplaatst.” Aan klager is op 22 maart 2019 een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel opgelegd in verband met zijn betrokkenheid bij een vechtpartij. Voormelde bepaling betreft een voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende algemene regel. Tegen een algemene regel staat geen beklag open, tenzij die regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Dit is gesteld noch gebleken. Gelet daarop kan de uitspraak van de beklagrechter ook in zoverre niet in stand blijven en zal klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag onder c. worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gericht tegen het beklag onder a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter. De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van de beklagonderdelen b. en c. en verklaart klager in het beklag onder b. en c. alsnog niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 16 december 2019.
secretaris voorzitter