Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3682/TB, 19 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/3682/TB

betreft:            [klager]                   datum: 19 november 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.J.P. Lentink, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 2 mei 2019 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.Ter zitting van de beroepscommissie van 9 oktober 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Lelystad, zijn gehoord klagers  raadsvrouw mr. L.J.P. Mentink, en namens verweerder, […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Klager heeft een verklaring ondertekend waarbij hij afstand heeft gedaan van het horen ter zitting. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing
Verweerder heeft beslist klager te plaatsen in CTP Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht).

2.         De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is bij beslissing van 2 februari 2010 geplaatst in FPC Oldenkotte en bij beslissing van 20 januari 2014 is hij overgeplaatst naar FPC Pompestichting. Bij beslissing van 20 oktober 2016 van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is klagers vergunning tot verblijf voor onbepaalde duur ingetrokken met terugwerkende kracht tot 22 oktober 2002 en een inreisverbod is uitgevaardigd voor de duur van tien jaar. Op 9 maart 2018 is door de rechtbank Den Haag het hiertegen ingestelde beroep, voor zover gericht tegen de intrekking van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, ongegrond verklaard en het beroep, voor zover gericht tegen het inreisverbod, gegrond. Hiertegen heeft klager hoger beroep ingesteld, waarbij de aangevallen uitspraak is bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Op 1 mei 2019 is klager gehoord over het voornemen om hem in  CTP Veldzicht te plaatsen. Vervolgens heeft verweerder op 2 mei 2019 beslist klager in bedoelde voorziening te plaatsen. Klager is inmiddels geplaatst in genoemde vreemdelingenvoorziening.

3.         De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het beroep van klager tegen zijn verblijfsrechtelijke positie is gedeeltelijk gegrond verklaard waarbij aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de opdracht is gegeven het Bureau Medische Advisering in te schakelen om advies aangaande de medische situatie van klager. De IND heeft aangegeven dat hij aan klager geen inreisverbod oplegt als gevolg waarvan de door de rechtbank opgelegde opdracht van het uitvoeren van medisch onderzoek niet zal worden uitgevoerd. Klagers verblijfsvergunning is definitief ingetrokken. Door de raadsvrouw is een klacht ingediend bij het Europese Hof op grond van artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De mogelijkheid tot het vragen om een voorlopige voorziening bestaat niet. In Veldzicht wordt alleen gekeken naar de mogelijkheden voor uitzetting. In Somalië zijn geen tbs-instellingen en is er ook geen voorziening die erop toe kan zien om klager te monitoren. Het doel van de plaatsing in Veldzicht, om klager te laten terugkeren, kan niet worden gerealiseerd. Het regime binnen Veldzicht is anders dan in de Pompestichting. Klager heeft minder vrijheden, er is geen dagprogramma en hij mag slechts één uur per dag naar buiten. Een terugkeer naar Somalië is nog niet aan de orde. Klager dient pas te worden overgeplaatst naar Veldzicht indien een terugkeer mogelijk is. Klager is gehoord zonder advocaat of andere vertrouwenspersoon. Klager verbleef al geruime tijd in Nijmegen. Een overplaatsing is een ingrijpende gebeurtenis voor hem. Klager is verstandelijk beperkt. Hij heeft daar een vertrouwde omgeving, en door zijn beperking is het voor klager noodzakelijk dat hij in die vertrouwde omgeving blijft, tenzij dat echt niet anders kan. Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. Klager heeft zijn bezwaren tegen plaatsing in Veldzicht voldoende naar voren kunnen brengen. In het hoorformulier is opgenomen dat hij niet naar Veldzicht wil worden overgeplaatst, omdat hij geen familie heeft in Somalië. Deze bezwaren zijn meegewogen in de plaatsingsbeslissing, echter hebben niet geleid tot een andere beslissing. De beslissing tot plaatsing van klager in Veldzicht is in overeenstemming met het Beleidskader plaatsing TBS dwang. Uitgangspunt is dat alle tbs-instellingen in staat zijn de noodzakelijke behandelingen voor tbs-patiënten aan te bieden. Ook in Veldzicht kan klager een dagstructuur en intensieve behandeling worden aangeboden. De behandeling in Veldzicht is gericht op resocialisatie in het land van herkomst. Voor alle ter beschikking gestelden zonder verblijfsstatus, danwel bij een dreigend verlies van de verblijfsstatus, geldt dat deze op grond van het beleidskader worden geplaatst in één van de landelijke voorzieningen voor vreemdelingen: CTP Veldzicht of FPC dr. S. van Mesdag. Klagers verblijfsvergunning is met terugwerkende kracht vanaf 22 oktober 2002 ingetrokken bij besluit van 28 februari 2013. Het tegen deze beslissing ingestelde beroep is op 9 maart 2018 ongegrond verklaard door de rechtbank Den Haag. Deze uitspraak is ten aanzien van de ingetrokken verblijfsvergunning op 26 februari 2019 bevestigd door de Raad van State. Het indienen van een klacht heeft geen schorsende werking. Klager beschikt aldus geruime tijd niet meer over een verblijfsvergunning en dient zich derhalve voor te bereiden op terugkeer naar het land van herkomst. In Veldzicht wordt hem een hierop toegesneden behandeling aangeboden. Uit verkregen informatie vanuit Veldzicht volgt dat klager een redelijk vriendelijke man is, die helpt met het doen van klusjes en werkzaam is in de wasserij. Klagers netwerk wordt momenteel onderzocht. Er is contact gelegd met een zus van klager in België en klager zou ook nog familie hebben in Frankrijk.

4.         De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;
b) de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt, en
c) de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Uitgangspunt van het Beleidskader plaatsing TBS dwang 13 juli 2018 is dat de ter beschikking gestelde die behoort tot de doelgroep ongewenste vreemdelingen wordt geplaatst met inachtneming van het Beleidskader repatriëring vreemdelingen in de tbs van januari 2013. In dit Beleidskader is het volgende uitgangspunt opgenomen: “Vreemdelingen in tbs-instellingen die geen rechtmatig verblijf hebben c.q. ongewenst zijn verklaard, krijgen een op hun situatie toegesneden behandeling, die is gericht op terugkeer naar het land van herkomst. Resocialisatieverlof en terugkeer in de Nederlandse samenleving is niet toegestaan. Conform het VRIS-(Vreemdelingen in de strafrechtsketen) protocol wordt deze groep bij voorkeur in één daartoe gespecialiseerde instelling geplaatst, totdat een mogelijkheid is gevonden tot repatriëring naar het land van herkomst”. Klager is op 1 mei 2019 gehoord over de beslissing hem in Veldzicht te plaatsen. Niet gebleken is dat klager op enige wijze in zijn belangen is geschaad doordat zijn raadsvrouw niet op de hoogte was van het horen van klager. Daarbij is niet gebleken dat hij zijn bezwaren onvoldoende naar voren heeft kunnen brengen. De door klager aangegeven bezwaren zijn meegenomen in de plaatsingsbeslissing. Namens klager is daarnaast tijdig beroep ingesteld tegen de bestreden beslissing. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft verweerder in redelijkheid kunnen beslissen klager te plaatsen in een vreemdelingenvoorziening van Veldzicht. Daarbij is in aanmerking genomen dat klager ongewenst is verklaard en dat alle nationale rechtsmiddelen daartegen zijn uitgeput, zodat hij uit Nederland verwijderd zal dienen te worden. Dat klager een klacht bij het EHRM heeft ingediend kan daaraan niet afdoen. De omstandigheid dat op het moment van de plaatsing nog bekeken wordt in welke vervolgopvang klager in het land van herkomst geplaatst zal worden maakt niet dat de plaatsingsbeslissing nog niet genomen en/of niet gerealiseerd had mogen worden. Niet is komen vast te staan dat een uitzetting van klager naar Somalië (thans) onmogelijk is. Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. J.M.L. Niederer, leden,  in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 19 november 2019.     

 

            secretaris                                voorzitter                   

 

 

 

 

 

 

 

Naar boven