Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1877/GA, 12 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

                                         

nummer:          R-18/1877/GA

betreft: [klager]                                               datum: 12 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 20 september 2018 van de beklagcommissie bij penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 18 januari 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klagers raadsvrouw mr. J.J. Serrarens.Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De directeur van voormelde p.i. is niet ter zitting verschenen.Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:
a.         de plaatsing van klager op een wachtlijst voor deelname aan arbeid in een situatie waarin voldoende arbeid beschikbaar is (IJ-2018-000406) en
b.         het insluiten van klager op zijn cel tijdens de voor de arbeid bestemde uren (IJ-2018-000423).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is ten onrechte op de wachtlijst geplaatst. Er was voldoende arbeid aanwezig, maar de arbeid werd niet goed verdeeld onder de beschikbare gedetineerden. Klager is gedurende twee weken voor vier uur per dag (tijdens het gehele arbeidsblok) ingesloten geweest en na twee weken is  klager anderhalf uur vervangende recreatie aangeboden. Voor de overige tweeënhalf uur is geen alternatief geboden. Derhalve is klager onvoldoende gecompenseerd voor het niet mogen verrichten van arbeid. Het loon dat klager heeft ontvangen betreft geen compensatie. Indien geen arbeid beschikbaar is, ontvangen de gedetineerden een loonvervangende tegemoetkoming. De directeur heeft in beroep gepersisteerd bij de gronden die in beklag zijn aangevoerd en sluit voor het overige aan bij hetgeen de beklagcommissie in haar uitspraak heeft overwogen.

3.         De beoordeling

Ten aanzien van het beklag onder a:
Op basis van de stukken uit het dossier is niet aannemelijk  geworden dat voor klager werk beschikbaar was op het moment dat hij op de wachtlijst stond voor deelname aan arbeid. De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Ten aanzien van het beklag onder b:
Ingevolge het bepaalde in artikel 47 van de Pbw hebben gedetineerden recht op deelname aan de in de inrichting beschikbare arbeid. Op de directeur rust derhalve de verplichting om voldoende arbeid in de inrichting te realiseren. Dat in de inrichting een wachtlijst gehanteerd wordt voor de periode waarin onvoldoende arbeid beschikbaar is en dat vervolgens de gedetineerde die op de wachtlijst staat wordt ingesloten, merkt de beroepscommissie niet aan als onredelijk of onbillijk. De beroepscommissie heeft reeds eerder geoordeeld (RSJ 11 september 2015, 15/503/GA) dat de termijn waarbinnen de gedetineerde op de wachtlijst staat en tegelijkertijd wordt ingesloten gedurende de voor arbeid gereserveerde tijd, in redelijkheid dient te zijn begrensd en wel tot een periode van twee weken, behoudens in geval van uitzonderlijke omstandigheden. Indien na ommekomst van deze periode het de directeur niet is gelukt voldoende arbeid te realiseren, is de beroepscommissie van oordeel dat insluiten als gevolg van het ontbreken van arbeid, als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Op de directeur rust alsdan de verplichting voor een alternatief voor insluiting zorg te dragen. Klager heeft ruim vier weken op de wachtlijst gestaan en is gedurende de eerste periode van twee weken ingesloten geweest tijdens de vier uur voor arbeid gereserveerde tijd. Na twee weken heeft de directeur klager anderhalf uur vervangende recreatie aangeboden. De resterende tweeënhalf uur werd klager ingesloten. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur daarmee niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht voor het bieden van een alternatief voor insluiting gedurende de voor arbeid bestemde tijd. Van uitzonderlijke omstandigheden is ook niet gebleken. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de financiële compensatie die klager heeft ontvangen een loonvervangende financiële tegemoetkoming betreft als bedoeld in artikel 5 onder c van de Regeling arbeidsloon gedetineerden en niet kan worden gezien als alternatief voor klagers insluiting.
De beroepscommissie verklaart het beroep op dit onderdeel gegrond en ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van € 15,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder a ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder b gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 12 april 2019.                                                

                     secretaris                                                                       voorzitter                                 

Naar boven