Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2555/TA, 8 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:08-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2555/TA

betreft: [klager] datum: 8 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 6 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. O.G. Schuur, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 27 oktober 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij Flevo Future, locatie Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 december 2003, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel, locatie Zwolle, is gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting mr. [...]. Hiervan is het aangehechte verslagopgemaakt.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Klagers raadsman mr. O.G. Schuur heeft per faxbericht d.d. 9 december 2003 medegedeeld dat hij verhinderd was om ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft
a. de afzondering in de eigen verblijfsruimte ingaande op 23 januari 2003 en eindigend op 27 januari 2003;
b. het missen van twee medische afspraken in verband met de onder a. vermelde afzondering.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het is niet juist dat klagers raadsman, die per brief van 3 februari 2003 reeds had aangegeven namens klager op te treden, niet inde gelegenheid is gesteld om het beklag mondeling of schriftelijk toe te lichten. Ook klager is daartoe niet in de gelegenheid gesteld. Hij heeft in het kader van de bemiddeling slechts met de maandcommissaris gesproken. De raadsmanheeft ook geen stukken ontvangen en is niet in de gelegenheid gesteld om te reageren op de stukken van het hoofd van de inrichting. Voorts heeft de behandeling van het beklag erg veel tijd in beslag genomen. Klager heeft op 25januari 2003 beklag ingesteld waarop zonder zitting eerst op 27 oktober 2003 uitspraak is gevolgd. Deze periode is onwenselijk lang. Klager erkent zijn boosheid, maar was goed aanspreekbaar en stelt dat andere aanwezigen de situatieanders hebben beoordeeld dan het hoofd van de inrichting. Ten onrechte is de afzondering niet opgeheven in verband met de medische behandelingen, die klager diende te ondergaan. Het enkele feit dat de medische dienst op basis vanhet dossier beslist dat er geen medische noodzaak is om hem de specialist te laten bezoeken is onvoldoende om dergelijke behandelingen af te zeggen op grond van een afzondering. Minimaal had de medische dienst klager moeten horenover zijn klachten en terzake contact op moeten nemen met de behandelend specialist. Slechts de medisch specialist kan beoordelen of de medische behandelingen op dat moment medisch gezien noodzakelijk waren om gezondheidsschade tevoorkomen. Het hoofd van de inrichting heeft hierbij dan ook onzorgvuldig gehandeld.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep ter zitting verklaard dat abusievelijk in de beslissing van de beklagrechter is vermeld dat de medische dienst op de hoogte was van het feit dat klager door de afzondering tweemedische afspraken zou missen. Dit is niet juist. De afspraken waren niet bij de medische dienst bekend. Gelet op het vergevorderde stadium van klagers verlof, behoeven die afspraken ook niet bekend te zijn. Voor het overige wordtgepersisteerd bij het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Door klagers raadsman is betoogd dat hij geen kennis heeft kunnen nemen van de onderliggende stukken en niet in de gelegenheid is gesteld om mondeling of schriftelijk te reageren. Hieraan kan voorbij worden gegaan, nu in het kadervan de beroepsprocedure de stukken zijn verstrekt en de gelegenheid is geboden om schriftelijk en mondeling te reageren.

Uit artikel 59, eerste lid, Bvt volgt dat een lid van de commissie van toezicht geen deel neemt aan de behandeling van het klaagschrift, indien hij heeft bemiddeld terzake van de beslissing waarop het klaagschrift betrekking heeftof daarmede op enige andere wijze bemoeienis heeft gehad. Uit de stukken is gebleken dat één van de maandcommissarissen, die betrokken is geweest in de bemiddelingsprocedure, tevens als alleensprekende beklagrechter uitspraak heeftgedaan in de onderhavige zaak. De beroepscommissie zal om die reden het beroep ambtshalve gegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag opnieuw beoordelen.

Klager heeft een personeelslid dreigementen toegevoegd. Door klager is erkend dat hij boos is geworden. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing namens het hoofd van de inrichting om klager vervolgens af te zonderengedurende een periode van zeven dagen niet in strijd is met de wet en ook niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Uit de toelichting ter zitting, namens het hoofd van de inrichting, is gebleken dat de medische dienstniet op de hoogte was van de medische afspraken die klager, die vergaande vrijheden genoot, had gemaakt met een specialist. Derhalve kan niet worden gesteld dat het hoofd van de inrichting de zorgplicht jegens klager niet zou hebbenbetracht. De beroepscommissie zal het beklag derhalve ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ambtshalve gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart, opnieuw rechtdoende, het beklag ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. E.B.M. Rood-Pijpers en drs. H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 januari 2004

secretaris voorzitter

nummer: 03/2555/TA

betreft : [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 10 december 2003, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel, locatieZwolle.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg
leden: dr. E.B.M. Rood-Pijpers en drs. H.P.J. Vos.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert.

Gehoord is namens het hoofd van Flevo Future, locatie Utrecht, mr. [...].

Namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Het is niet juist dat klagers raadsman, die per brief van 3 februari 2003 reeds had aangegeven namens klager op te treden, niet in de gelegenheid is gesteld om het beklag mondeling of schriftelijk toe te lichten. Ook klager isdaartoe niet in de gelegenheid gesteld. Hij heeft in het kader van de bemiddeling slechts met de maandcommissaris gesproken. De raadsman heeft ook geen stukken ontvangen en is niet in de gelegenheid gesteld om te reageren op destukken van het hoofd van de inrichting. Voorts heeft de behandeling van het beklag erg veel tijd in beslag genomen. Klager heeft op 25 januari 2003 beklag ingesteld ,waarop zonder zitting eerst op 27 oktober 2003 uitspraak isgevolgd. Deze periode is onwenselijk lang. Klager erkent zijn boosheid, maar was goed aanspreekbaar en stelt dat andere aanwezigen de situatie anders hebben beoordeeld dan het hoofd van de inrichting. Ten onrechte is de afzonderingniet opgeheven in verband met de medische behandelingen, die klager diende te ondergaan. Het enkele feit dat de medische dienst op basis van het dossier beslist dat er geen medische noodzaak is om hem de specialist te laten bezoekenis onvoldoende om dergelijke behandelingen af te zeggen op grond van een afzondering. Minimaal had de medische dienst klager moeten horen over zijn klachten en terzake contact op moeten nemen met de behandelend specialist. Slechtsde medisch specialist kan beoordelen of de medische behandelingen op dat moment medisch gezien noodzakelijk waren om gezondheidsschade te voorkomen. Het hoofd van de inrichting heeft hierbij dan ook onzorgvuldig gehandeld.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard. Abusievelijk is in de beslissing van de beklagrechter vermeld dat de medische dienst op de hoogte was van het feit dat klager door deafzondering twee medische afspraken zou missen. Dit is niet juist. De afspraken waren niet bij de medische dienst bekend. Gelet op het vergevorderde stadium van klagers verlof, hoeven die afspraken ook niet bekend te zijn. Voor hetoverige wordt gepersisteerd bij het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.

secretaris voorzitter

Naar boven