Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4729/GB, 16 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:16-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/4729/GB

Betreft:            […]       datum: 16 december 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.J.M. Jansen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 10 september 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 18 februari 2019 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de p.i. Dordrecht. Op 22 juli 2019 is hij in de gevangenis van de p.i. Ter Apel geplaatst.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het is onjuist dat klager geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Hij is EU-onderdaan en heeft daarom in beginsel altijd rechtmatig verblijf in Nederland zolang hij niet ongewenst vreemdeling is verklaard en niet langer dan drie maanden in Nederland verblijft. Uit niets blijkt dat hij ongewenst is verklaard. Op het moment van zijn aanhouding verbleef klager nog geen drie maanden in Nederland.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De IND heeft op 29 september 2019 laten weten dat klager geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. De p.i. Ter Apel is voor klager daarom de aangewezen inrichting. Hij heeft daar inmiddels (d.d. 29 september 2019) tweemaal bezoek ontvangen en hij maakt ook regelmatig gebruik van Skype. Klagers stelling dat zijn bezoek niet in staat is naar de inrichting af te reizen is niet onderbouwd.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft bezwaar en beroep ingesteld tegen zijn plaatsing in de gevangenis van de p.i. Ter Apel. Uit de (kennelijk telefonische) inlichtingen van de Minister blijkt dat de IND op 29 september 2019 (nogmaals) duidelijk heeft gemaakt dat klager geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. De Minister kan en mag ervan uitgaan dat deze inlichtingen kloppen.

4.2.      Gelet op het voorgaande en op artikel 20b van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, is de p.i. Ter Apel voor klager de enige aangewezen inrichting in Nederland. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie kan hiervan slechts worden afgeweken als sprake is van uitzonderlijke omstandigheden (recent o.m. RSJ 13 september 2019,

R-19/3900/GB). Daarvan is in klagers geval geen sprake.

4.3.      Uit klagers registratiekaart blijkt dat de (fictieve) einddatum zijn detentie is bepaald op 3 augustus 2020. Uit de bezoekerslijst komt naar voren dat klager Skypecontacten onderhoudt en dat hij meerdere keren bezoek (zonder toezicht) heeft ontvangen van zijn partner. De bestreden beslissing kan daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dus ongegrond verklaren.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 16 december 2019.

secretaris        voorzitter

Naar boven