nummer: R-19/4738/TA
betreft: [klager] datum: 9 december 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 9 september 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de instelling, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 november 2019, gehouden in de penitentiaire instelling Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.A.W. Dekker, en namens het hoofd van voormelde tbs-instelling de heer […], hoofd behandeling. Als toehoorder was aanwezig de heer mr. C.J.J. Kwint.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de gestelde omstandigheid dat klager stelselmatig – tegen de afspraak in – urinecontroles moet ondergaan (K-2019-166).
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager werd, anders dan de met hem gemaakte afspraak dat hij eens per maand aan een urinecontrole zou worden onderworpen, elke twee weken onderworpen aan een urinecontrole. Gelet op de gemaakte afspraak is die gang van zaken inhumaan. Klager heeft bovendien nooit gedrag beïnvloedende middelen gebruikt. In vorige instellingen werd hij om die reden minder vaak aan een urinecontrole onderworpen. Ook zijn indexdelict heeft niets te maken met druggebruik. Klager heeft in de periode tussen 18 januari 2019 en 21 augustus 2019, zo blijkt uit het door hem bijgehouden overzicht, negentien urinecontroles moeten ondergaan. Indien dit doorberekend zou worden, zou dit betekenen dat indien klager nog steeds in FPC De Kijvelanden verbleef, hij in 2019 aan meer dan het gestelde uitgangspunt van 26 urinecontroles zou zijn onderworpen.
Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de instelling worden veel urinecontroles afgenomen vanwege het gevaar dat door druggebruik kan ontstaan. Een verpleegde wordt in beginsel iedere twee weken aan een urinecontrole onderworpen. Dit komt neer op ongeveer 26 urinecontroles per jaar. Dit is anders indien bijvoorbeeld sprake is van een uitstroomtraject. In dat geval kan er reden zijn minder urinecontroles af te nemen. In het geval van klager is dat niet aan de orde. Een at random computersysteem bepaalt wanneer de controles worden uitgevoerd. Het systeem is erg onhandig ingericht, waardoor het in het geval van klager zo is geweest dat hij in korte tijd veel urinecontroles heeft moeten ondergaan. Het probleem is geconstateerd, waarop het aantal urinecontroles handmatig is bijgehouden en hersteld. Het kan zo zijn dat klager in 2019 uiteindelijk meer dan 26 urinecontroles had moeten ondergaan, maar het is vanwege de veiligheid dan ook belangrijk dat urinecontroles worden uitgevoerd. Deze situatie heeft zich echter niet voorgedaan omdat klager in de loop van het jaar werd overgeplaatst naar een andere kliniek. Het personeelslid dat volgens klager met hem de afspraak zou hebben gemaakt dat hij slechts een keer per maand zou worden onderworpen aan een urinecontrole, gaat over personele zaken en was tot het maken van een dergelijke afspraak dan ook niet bevoegd. Van het bestaan van die afspraak is bovendien niet gebleken.
3. De beoordeling
Ingevolge artikel 24, eerste lid, van de Bvt kan het hoofd van de instelling, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de instelling, een verpleegde verplichten urine af te staan ten behoeve van een onderzoek van die urine op aanwezigheid van gedrag beïnvloedende middelen. Blijkens de Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 445, nr. 3, blz. 35) is dit voorschrift noodzakelijk om het gebruik inde instellingen van gedrag beïnvloedende middelen zoveel mogelijk tegen te gaan. Artikel 24, eerste lid, van de Bvt geeft daarom niet alleen de bevoegdheid om een urinecontrole te doen uitvoeren ingeval van een vermoeden van gebruik, maar ook bij wijze van preventieve maatregel, dat wil zeggen als instrument om een verpleegde van gebruik te weerhouden.
Namens het hoofd van de instelling is toegelicht dat een verpleegde in beginsel iedere twee weken wordt onderworpen aan een urinecontrole. In het geval van klager bestond geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. De instelling maakt hierbij gebruik van een at random computersysteem dat verpleegden selecteert voor een urinecontrole. In het geval van klager is dit erg ongelukkig uitgevallen en heeft hij (onweersproken) in een periode van ongeveer zeven maanden negentien urinecontroles moeten ondergaan. Het at random computersysteem bevatte kennelijk fouten, waarop de urinecontroles handmatig zijn bijgehouden en hersteld. De beroepscommissie begrijpt dat door de fout in het systeem een vervelende situatie is ontstaan voor klager. Echter niet kan worden vastgesteld dat op voorhand de afspraak is gemaakt dat klager in plaats van elke twee weken, iedere maand aan een urinecontrole zou worden onderworpen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, drs. M.R. Daniel en mr. drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 9 december 2019.
secretaris voorzitter