Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5076/JA, 5 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:05-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/5076/JA

Betreft:            […]       datum: 5 december 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens […], geboren op [ 2002], verder te noemen klaagster, gericht tegen een uitspraak van 21 oktober 2019 van de beklagcommissie bij de Rijks justitiële jeugdinrichting (r,j.j.i.) De Hunnerberg te Nijmegen, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waartegen klaagster beroep heeft ingesteld, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 december 2019, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, is klaagsters raadsman gehoord. Hoewel voor klaagsters vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft zij daarvan geen gebruikgemaakt. De directeur van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de vermissing van klaagsters armband (H-2019-144).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klaagster en de directeur

Namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klaagster ging naar het onderwijs en was vergeten haar armband af te doen. Volgens de huisregels is het niet toegestaan om sieraden in de klas te dragen. Uit het verweerschrift van de directeur in beklag blijkt dat de docent klaagster heeft gevraagd de armband af te doen. In overleg met de docent heeft zij haar armband op zijn kantoor neergelegd. Klaagster moest tijdens de les onverwachts weg en vergat toen haar armband mee te nemen. Later op de dag bleek de armband te zijn verdwenen.

In het verweerschrift van 23 juli 2019 wordt impliciet aansprakelijkheid aanvaard, door aan te geven dat aan klaagster een tegemoetkoming wordt aangeboden om haar te compenseren. Op 26 augustus 2019 heeft de beklagcommissie de zaak aangehouden, zodat partijen het eens zouden kunnen worden over een tegemoetkoming. Pas na een e-mail van de docent heeft de inrichting gemeend dat toch geen aansprakelijkheid hoeft te worden aanvaard. De inrichting kan niet later terugkomen op de erkende aansprakelijkheid. Klaagster, die minderjarig is, mocht daarop vertrouwen.

De docent had moeten aangeven dat het niet veilig was om de armband op het kantoor neer te leggen. De opmerking dat hij er niet op zou passen, is onvoldoende om dat duidelijk te maken. Overigens betwist klaagster dat de docent dat heeft gezegd. Zij wist bovendien niet dat het kantoor voor anderen toegankelijk was. De docent had de armband in een afgesloten la of kast kunnen opbergen of klaagster kunnen vragen de armband terug te brengen naar haar kamer.

De directeur en de beklagcommissie hebben geen punt gemaakt van het late indienen van het klaagschrift. De inrichting heeft in de periode na het kwijtraken van de armband geprobeerd deze te achterhalen. Toen bleek dat dat niet was gelukt, is beklag ingesteld.

Louis Vuitton-armbanden kosten ongeveer € 250,=. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de website van rebelle.com. Daarnaast is een screenshot overgelegd van een betaling aan Louis Vuitton van € 250,=. De schade moet daarom op dat bedrag worden vastgesteld.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Vaststaat dat klaagster met een armband naar het onderwijs is gegaan, hoewel dat niet is toegestaan. Zij heeft haar armband afgedaan en deze in overleg met de docent in zijn kantoor neergelegd. Vervolgens is de armband kwijtgeraakt. De docent en een andere medewerker hebben verklaard dat er ‘LV’ op de armband stond.

Het kan in het midden blijven of de docent heeft gezegd dat hij “niet op de armband zou passen”, zoals de directeur in reactie op het beklag heeft aangevoerd, en of klaagster de armband zelf wilde afdoen of dat de docent dat aan haar vroeg. In deze context had de docent klaagster erop moeten wijzen dat zij haar (Louis Vuitton-)armband beter op haar kamer kan bewaren, omdat het kantoor daarvoor te riskant is. Dat is niet gebeurd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Klaagster heeft ongemak ondervonden door het verlies van haar armband. Daarom zal haar een tegemoetkoming worden toegekend. De beroepscommissie stelt voorop dat een tegemoetkoming in beginsel niet strekt tot vergoeding van schade. Alleen als er sprake is van schade en deze eenvoudig is te begroten, is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. In dit geval is de omvang van de schade niet eenvoudig vast te stellen, omdat geen aankoopbewijs is overgelegd – waaruit kan blijken dat de aankoop bij Louis Vuitton daadwerkelijk klaagsters armband betrof – en omdat mogelijk sprake zou kunnen zijn van een gedeelte eigen schuld (zoals bedoeld in artikel 6:101 BW). De beroepscommissie zal aan klaagster daarom een tegemoetkoming voor geleden ongemak van € 25,= toekennen en geen schadevergoeding. Voor het verkrijgen daarvan staan andere wegen open.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klaagster een tegemoetkoming van € 25,= toekomt.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. P. de Bruin, voorzitter, mr. E. Lucas en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris, op 5 december 2019.

            secretaris        voorzitter

Naar boven