Nummer: R-19/4703/GB
Betreft: […] datum: 14 november 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 2 september 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad afgewezen.
2. De feiten
Klager is sinds 11 november 2014 gedetineerd. Hij verblijft sinds 14 maart 2019 in de gevangenis van de p.i. Zwolle.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om overplaatsing, zodat hij beter contact kan houden met zijn sociale netwerk dat een positieve invloed op hem heeft. Volgens de Minister zou klager regelmatig bezoek ontvangen, maar dat is aantoonbaar onjuist. In de p.i. Lelystad zou hij regelmatiger bezoek kunnen ontvangen. Dat is van belang voor zijn resocialisatie. Daarnaast kan hij niet goed acclimatiseren in de p.i. Zwolle. Zijn verblijf daar werkt destructief.
3.2. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is op
14 maart 2019 vanuit de z.b.b.i. Amerswiel te Heerhugowaard teruggeplaatst in de gevangenis van de p.i. Zwolle, vanwege een aantal rapporten en een disciplinaire straf. Tijdens zijn verblijf in de p.i. Zwolle heeft hij (d.d. 24 september 2019) driemaal bezoek ontvangen. Uit het overzicht wordt niet duidelijk of dit ambtelijk bezoek betreft of niet. De reistijd van Almere naar Zwolle is een uur met de auto of veertig minuten met de trein. Van 18 maart 2015 tot 3 december 2018 verbleef klager in de p.i. Alphen. Daar kreeg hij ook regelmatig bezoek, terwijl dat vanaf Almere minstens zo lang reizen is.
4. De beoordeling
4.1. Klager heeft verzocht om overplaatsing naar de gevangenis van de p.i. Lelystad, omdat hij dan regelmatiger bezoek zou kunnen ontvangen van zijn sociale netwerk in Almere. De Minister stelt zich op het standpunt dat klager onvoldoende belang heeft bij die overplaatsing, omdat hij bezoek ontvangt en de reistijd van Almere naar Zwolle redelijk is.
4.2. Ingevolge artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling), worden gedetineerden die zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf, in beginsel in een gevangenis in het arrondissement van vestiging geplaatst. Indien in het arrondissement geen gevangenis is aangewezen, dan wel geen plaats in een gevangenis in het desbetreffende arrondissement beschikbaar is, dan wordt de gedetineerde in een gevangenis in een aanpalend arrondissement geplaatst. Klagers vestigingsadres is in Almere, gelegen in het arrondissement Midden-Nederland.
4.3. Klager verblijft in een gevangenis in het arrondissement Overijssel, dat aanpalend is aan het arrondissement van vestiging. Hij verzoekt om overplaatsing naar de p.i. Lelystad, gelegen in het arrondissement van vestiging. Gelet op artikel 25, zevende lid, van de Regeling verdient dat de voorkeur. Uit niets blijkt dat in het arrondissement van vestiging in het algemeen, en de p.i. Lelystad in het bijzonder, geen plaats beschikbaar is. De plaatsing in het arrondissement van vestiging is gericht op een goede resocialisatie, waarbij klager bij uitstek belang heeft, gelet op de combinatie van zijn relatief lange detentie en naderende einddatum. Overigens is klager weliswaar niet geheel verstoken van bezoek, maar hij heeft – op het moment dat de bezoekerslijst is geraadpleegd – al vier maanden geen bezoek meer gehad.
4.4. Gelet op het voorgaande moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. De Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht voorts een tegemoetkoming van € 75,= passend en geboden, nu klager vanaf de datum van de bestreden beslissing tot aan de nieuwe beslissing ten onrechte in de p.i. Zwolle heeft verbleven.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 75,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 14 november 2019.
secretaris voorzitter