Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1722/GM, 8 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:08-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1722/GM

betreft: [klager] datum: 8 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 29 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 21 juli 2003 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 november 2003, gehouden in de p.i. Amsterdam te Amsterdam, is klager gehoord.

De inrichtingsarts heeft bij faxbericht d.d. 12 november 2003 medegedeeld niet in de gelegenheid te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 23 mei 2003, betreft onvoldoende onderzoek naar klagers buikklachten en onvoldoende behandeling van zijn huidproblemen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Hij heeft al een jaar last van pijn in de rechter onderbuik. De pijn trekt soms door naar zijn rug en rechterbeen tot aan de knie. Voor zijn detentie had hij deze klachten al, zij het minder frequent. Hij weet deze toen aan gekruidvoedsel. Hoewel hij dat in de inrichting niet krijgt, houden de klachten aan. Klager heeft anderhalve maand op voorschrift van de medische dienst zonder resultaat tweemaal daags darmvezels gebruikt en zou moeten leren leven met depijn. Vervolgens heeft de arts hem Duspatal-capsules voorgeschreven, opnieuw zonder resultaat. Wegens stoelgangproblemen is hij met de Duspatal gestopt. Het lichamelijk onderzoek bestond slechts uit het bevoelen van zijn buik. Bijherhaling heeft hij gedurende drie maanden vergeefs gevraagd hem goed te onderzoeken en hem afschriften van de consulten te verstrekken. Hem is een second opinion geweigerd. Klager maakt zich zorgen over zijn buikklachten, nu hij inhet verleden onder meer door drugs te gebruiken roekeloos heeft geleefd. Hij heeft nu op 17 november 2003 een afspraak in het ziekenhuis. Slordig is de arts als hij schrijft dat klager last heeft van de bovenbuik. De verpleegkundigeheeft hem op 15 mei 2003 gezegd dat hij voor zijn detentie zich maar door een arts had moeten laten onderzoeken. De arrogante houding van de verpleegkundige die dag is de druppel geweest die de emmer deed overlopen.
Voor eczeem kreeg klager Miconazol. Na twee maanden gebruik jeukte het eczeem bijna niet meer, maar het plekje was veel groter geworden. In de inrichtingsbibliotheek heeft hij later gelezen dat Miconazol maximaal vijftien dagengebruikt mag worden. Na zijn klacht d.d. 23 mei 2003 breidde het eczeem zich uit, onder meer over zijn penis. In verband met bezoek zonder toezicht van zijn vrouw vond de arts veilig vrijen niet noodzakelijk. Daarna ondervond zijnvrouw door overdracht zodanig problemen dat ook voor haar medicatie noodzakelijk was. Hij wist niet zeker dat zijn ziektekostenverzekering tijdens detentie doorliep, anders had hij een arts van buiten geconsulteerd. Tot slot toontklager de door zijn huisarts recent voorgeschreven geneesmiddelen voor zijn huidproblemen.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, schriftelijk als volgt toegelicht.
Hij heeft klager na zijn binnenkomst op unit 7 op 23 april 2003 gezien. Klager gaf aan al jaren pijn te hebben in de rechter bovenbuik, geduid als irritable bowel syndrome (I.B.S.). Bij lichamelijk onderzoek vond de arts geenafwijkingen, waarna hij onder uitleg van het recidiverend karakter van I.B.S. klager heeft gerustgesteld. Het consult d.d. 7 mei 2003 wegens dezelfde klachten leidde tot dezelfde diagnose, waarop de arts hem voor de duur van vierweken tweemaal daags een capsule Duspatal Retard voorschreef. Op 28 mei 2003 heeft een collega-inrichtingsarts klager Trisporal voorgeschreven voor mycose op zijn borstkas. Klager was intussen gestopt met Duspatal. De arts heeftklager opnieuw gezien op 11 juni 2003 voor een depigmentatieplekje op de rechter bovenarm, waarschijnlijk op basis van een mycose, waarvoor hij hem adviseerde eenmaal daags Myk crème te gebruiken.
Binnen enkele weken is klager viermaal door een arts onderzocht en heeft hij tussendoor verschillende keren contact met de verpleegkundige gehad. Tijdens de twee laatstgenoemde consulten heeft hij geen gewag gemaakt van zijnbuikklachten. De arts is van oordeel klager correct te hebben behandeld.

3. De beoordeling
Vast staat dat klager op 9 april 2003 binnen de inrichting is overgeplaatst naar unit 7. Bij brief van 23 mei 2003 heeft hij de medisch adviseur verzocht te bemiddelen over de klachten als onder 1. geformuleerd.
De beroepscommissie stelt voorop dat geklaagd kan worden over het medisch handelen van de inrichtingsarts. Wat ook zij van de door klager gestelde gedragingen van de verpleegkundige d.d. 15 mei 2003, de klachtprocedure ten aanzienvan medisch handelen of nalaten kan niet worden aangewend tegen andere feitelijke gedragingen van de arts of de voor hem werkzame personen.
Gebleken is dat de arts van de afdeling van verblijf op 23 april 2003 en 7 mei 2003 klager heeft onderzocht en beide keren de buikklachten, op grond van het lichamelijk onderzoek, klagers beschrijving van zijn klachten en het reedslang bestaan van de klachten, heeft gediagnosticeerd als een prikkelbare dikke darm, alsmede dat hij klagers zorgen daarover heeft trachten weg te nemen. Aannemelijk is dat bij gebreke van resultaat van het gebruik van darmvezels dearts hem bij gelegenheid van het tweede onderzoek voor de duur van vier weken tweemaal daags een capsule Duspatal Retard heeft voorgeschreven, welk gebruik klager wegens moeizame stoelgang voortijdig heeft beëindigd. Voorts isaannemelijk geworden dat klager tijdens de consulten nadien van 28 mei 2003 en 11 juni 2003 niet heeft gesproken over zijn buikklachten.
De beroepscommissie is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de arts van unit 7 in de periode voorafgaand aan het bemiddelingsverzoek voldoende onderzoek heeft verricht naar klagers buikklachten en op goede gronden naderonderzoek heeft kunnen weigeren. Het handelen van de inrichtingsarts is in zoverre niet aan te merken als in strijd met de zorg die de inrichtingsarts in die hoedanigheid ten opzichte van klager behoorde te betrachten.

Met betrekking tot klagers huidproblemen overweegt de beroepscommissie als volgt.
Klager heeft verklaard ten tijde van het bemiddelingsverzoek reeds gedurende twee maanden zonder goed resultaat Miconazol te hebben gebruikt. In aanmerking genomen dat klager op 9 april 2003 is overgeplaatst naar afdeling 7 moet dearts van de vorige afdeling van verblijf verantwoordelijk worden gehouden voor het voorschrijven van Miconazol. Klager verklaart in zijn bemiddelingsverzoek d.d. (vrijdag) 23 mei 2003 nog geen reactie te hebben ontvangen van demedische dienst op een verzoekbriefje van de afgelopen week voor onderzoek naar zijn eczeem. Niet gebleken is dat klagers wachttijd tot het consult d.d. 28 mei 2003 terzake van zijn huidproblemen onredelijk lang is geweest, terwijlvoor het overige niet gebleken is dat klager zich eerder met zijn huidproblemen tot de medische dienst van afdeling 7 heeft gewend.
De klacht over het (vermeende) advies van de inrichtingsarts met betrekking tot de noodzaak een condoom te gebruiken bij gelegenheid van het bezoek zonder toezicht van zijn vrouw is een nieuwe klacht, zodat deze buiten het bereikvan dit beroep valt.
Het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien is de beroepscommissie van oordeel dat het hiervoor omschreven handelen of nalaten van de inrichtingsarts niet is aan te merken als in strijd met de zorg die de inrichtingsartsin die hoedanigheid ten opzichte van klager behoorde te betrachten.
Het beroep zal op beide onderdelen ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart, huisarts en R. Vogelenzang, huisarts, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden,secretaris, op 8 januari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven