Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1528/GM, 6 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:06-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1528/GM

betreft: [klager] datum: 6 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 7 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts, verbonden aan unit 4 van de penitentiaire inrichting (p.i.) Haaglanden te Den Haag,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 27 juni 2003 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 november 2003, gehouden in de p.i. Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager en namens de inrichtingsarts de verpleegkundigen mevrouw [...] en mevrouw [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 4 mei 2003, betreft de weigering van de arts tot verder onderzoek naar klagers obstipatieklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Hij krijgt slechts eenmaal per maand of over een nog langere periode ontlasting. De arts zegt ten onrechte dat hem niets mankeert. Weliswaar heeft ook het onderzoek in het ziekenhuis niets opgeleverd, maar de klachten bestaan nogsteeds. Enkele jaren geleden heeft hij laxeermiddelen geslikt, maar ook die hielpen niet. Hij heeft geen bloed in zijn ontlasting en deze is nooit zwart geweest. Ook de arts in de Rooyse Wissel heeft hem vergeefs onderzocht. Klagerheeft voortdurend kramp en beweegt zich daardoor moeilijk. Hij voelt zich niet gezond.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Klager krijgt medicatie wegens schizofrenie. Lichamelijk onderzoek, zoals palpatie van de buik en rectaal toucher, heeft niets opgeleverd. Vervolgens hebben ten einde ernstige aandoeningen uit te sluiten onderzoeken in hetpenitentiair ziekenhuis en het AMC plaatsgehad, welke geen afwijkingen lieten zien. De obstipatie is niet te objectiveren. Klager wil een X-colon, maar een dergelijk onderzoek acht de arts niet zinvol. Na bespreking binnen demedische dienst van het eventueel voorschrijven van laxantia is daartoe niet overgegaan.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt het volgende.
Klager verklaart reeds lange tijd last te hebben van buikklachten. Na onderzoeken door de inrichtingsarts is hij op 12 december 2003 verwezen naar het penitentiair ziekenhuis. Blijkens de aldaar gemaakte echo van zijn buik kanworden geconcludeerd dat er geen afwijkingen zijn. Evenmin liet de op 11 februari 2003 in het AMC gemaakte röntgenfoto buikoverzicht afwijkingen zien, behoudens verschijnselen van een lichte mate van obstipatie. Aannemelijk isgeworden dat de arts weigert over te gaan tot het laten maken van een door klager gewenste X-colon, omdat dit onderzoek geen nieuwe informatie zal opleveren.
De beroepscommissie stelt vast dat een X-colon een voor klager belastend onderzoek betreft, dat slechts dient te worden uitgevoerd bij een duidelijke indicatie.
Klagers stelling betreffende het weken lang uitblijven van ontlasting komt, mede gelet op de uitslagen van de onderzoeken, de beroepscommissie niet aannemelijk voor. Niet gebleken is in het geval van klager van enige indicatie voorverder onderzoek naar zijn al dan niet vermeende obstipatieklachten. De beroepscommissie is op grond van het vorenstaande dan ook van oordeel dat de behandeling van de inrichtingsarts in de omstandigheden van klager adequaat moetworden geacht, alsmede dat de weigering tot verder onderzoek niet kan worden aangemerkt als in strijd met de zorg die de inrichtingsarts in die hoedanigheid behoort te betrachten ten opzichte van klager. Het beroep zal derhalveongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts , voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart, huisarts en R. Vogelenzang, huisarts, leden, in tegenwoordigheid van , secretaris, op 6 januari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven