Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1972/GM, 30 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:30-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1972/GM

betreft: [klager] datum: 30 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 19 augustus 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen, locatie Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 12 augustus 2003 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Norgerhaven is in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie op het beroep te geven en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals vervat in het telefonisch verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van onbekende datum, betreft het niet verstrekt krijgen van dieetvoeding als gevolg van de verbouwing van de inrichtingskeuken.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. In het kader van de bemiddeling had de medische dienst toegezegd om in overleg te treden met de directie om te bewerkstelligen dat hij alsnog zijn dieetvoeding verstrekt zou krijgen.Desondanks heeft hij nadien te horen gekregen dat dit niet het geval zou zijn tijdens de gehele periode waarin de keuken wegens verbouwing buiten gebruik was. Klager ervaart dit als een grove schending van zowel zijn recht opvoeding als zijn recht op een goede medische verzorging, zoals een en ander is vastgelegd in de Pbw. De medische dienst zou hem daarover niet te woord willen staan omdat, zoals het afdelingspersoneel hem vertelde, die dienst hetniet verstrekken van een medisch geïndiceerd dieet niet als een medische kwestie beschouwt.
Klager heeft voorts nog toegelicht dat een kort voor zijn overplaatsing naar Norgerhaven uitgevoerd onderzoek heeft uitgewezen dat hij een – erfelijke – slechte cholesterolhuishouding heeft. Recent onderzoek heeft nadere gegevensopgeleverd terzake van zijn cholesterol- en triglycerine-waarden, op basis waarvan hij sindsdien een vetarm- en cholesterolbeperkt dieet volgt. In januari 2004 zal een vervolgonderzoek plaatsvinden.
In de periode dat de keuken wegens verbouwing gesloten was en hem geen dieetvoeding werd verstrekt, heeft hij geen warme maaltijd van de inrichting aangenomen zolang hem niet duidelijk was uit welke ingrediënten die maaltijdenbestonden. Pas na vier dagen kreeg hij een voedingsspecificatie. Hoewel hij had voorgesteld in die tussentijd zijn maaltijden te laten verzorgen door een ‘tafeltje dekje’-service uit de buurt, welke niet of nauwelijks duurder zijndan die van de cateraar, is daarop in het geheel niet ingegaan. In de betreffende periode heeft hij warme maaltijden genuttigd die andere gedetineerden voor hem maakten. Hierbij heeft klager steeds toegezien op de ingrediënten en debereidingswijze. De door hem hiervoor gemaakte kosten bedroegen circa € 35 tot 40, welk bedrag hij vergoed wil hebben.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Tijdens de verbouwing van de keuken van Norgerhaven is er blijkbaar geen dieetvoeding doorde keuken verstrekt, waardoor (ook) klager zijn voorgeschreven dieet niet heeft ontvangen. De medische dienst heeft evenwel geen zeggenschap over het verbouwingsbeleid en de consequenties daarvan.
Overigens was het medisch gezien geen catastrofe dat klager een aantal dagen niet heeft kunnen eten zoals hij gewend was. Het betreft een maagdieet, in het kader waarvan klager zelf ook de mogelijkheid heeft om vetarm en niet tescherp voedsel uit te kiezen. De betreffende dieetadviezen zijn ongetwijfeld bij klager bekend. Er is, al met al, zorgvuldig gehandeld jegens klager door de medische dienst.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat klager zich erover heeft beklaagd dat hem tijdens de verbouwing van de inrichtingskeuken niet de dieetvoeding werd verstrekt die hij kennelijk tevoren wel ontving. De bemiddeling terzake van dezeklacht heeft geleid tot de toezegging van de medische dienst hierover te overleggen met de directie van de inrichting, teneinde te bewerkstelligen dat de dieetvoeding alsnog zou worden verstrekt. Dit overleg heeft evenwel kennelijkniet het voor klager gewenste resultaat gehad.
Ingevolge artikel 42, vierde lid sub a, Pbw draagt de directeur zorg voor de door de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger voorgeschreven medicijnen en diëten. Dit betekent dat een klacht over de niet-verstrekking vaneen voorgeschreven dieet een beklag is als bedoeld in artikel 60 Pbw en bij de beklagcommissie moet worden ingediend. Doorgeleiding van de onderhavige klacht ter behandeling als een klaagschrift (art. 61 e.v. Pbw) is evenwel nietmogelijk, nu klager zijn verzoek om bemiddeling slechts telefonisch heeft gedaan.
De beroepscommissie stelt voorts vast dat noch het voorschrijven van een dieet aan klager noch de samenstelling van dat dieet onderwerp van de (oorspronkelijke) klacht is geweest. Het feit dat de door de medische dienst gepleegdeinspanning om klager van inrichtingswege alsnog de voorgeschreven voeding te verstrekken niet het beoogde resultaat heeft gehad, maakt niet dat dat handelen onzorgvuldig is.
Voorzover klager in beroep zijn klacht heeft uitgestrekt tot een – naar zeggen van het afdelingspersoneel – bewering die door de medische dienst zou zijn gedaan, kan klager in dat onderdeel van zijn beroep niet worden ontvangen, nudaaromtrent niet eerst bemiddeling heeft plaatsgevonden, nog daargelaten dat niet gebleken is dat de beweerde uitlating daadwerkelijk door de medische dienst is gedaan.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van of namens de inrichtingsarts, voorzover in beroep aan de orde, niet kan worden aangemerkt als in strijd met de inartikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
- De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep voorzover dit zich richt tegen het niet – voortdurend – verstrekken van dieetvoeding door de directeur van de inrichting.
- De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 30 december2003

secretaris voorzitter

Naar boven