Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4582/GA, 6 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:06-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:        R-19/4582/GA

Betreft:            [klager]            datum: 6 december 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 27 augustus 2019 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 18 november 2019, gehouden in het JC Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.E. Bakker, en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, bijgestaan door […], psychiater, en […], verpleegkundig specialist. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 27 augustus 2019, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2.         De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager staat niet achter de medicatie. Hij voelt zich er emotioneel en lichamelijk niet goed bij. Hij heeft inmiddels tweemaal een depot gekregen. Hij begrijpt nog steeds niet zo goed waarom en ziet geen effect. Klager ervaart lichamelijke klachten kort na de toediening van de medicatie; hij heeft slecht zicht en zijn tong voelt zwaar. Ook begon hij zich agressief te voelen. Het is de vraag of dit is te herleiden tot de medicatie. Op dit moment zijn er helemaal geen problemen met klager op de afdeling. De raadsvrouw wijst erop dat geen diagnose is gesteld en dat klager een gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen en geen maatregel. Wel is de conclusie getrokken dat klager licht verstandelijk beperkt is. Het is een valkuil om dan te denken dat er ook wel andere problematiek zal spelen. Klager heeft een kalender meegenomen waarop aangegeven is wanneer hij slecht heeft geslapen vanwege lawaai op de afdeling, niet vanwege de medicatie. Hij bemoeit zich er niet mee en gaat vroeg slapen. Daarmee stuurt hij zijn gedrag. Wat de inzet van minder bezwarende maatregelen betreft, is alleen geprobeerd klager te motiveren om de medicatie in te nemen. Tekenen bijvoorbeeld werkt voor hem heel goed. De raadsvrouw bevestigt klagers uitspraak dat hij het advies heeft gekregen om niet mee te werken aan onderzoek in het Pieter Baan Centrum (PBC). In het rapport van het PBC staat enerzijds dat geen diepgaand onderzoek heeft kunnen plaatsvinden, omdat hij niet meewerkt en anderzijds dat vanwege zijn verstandelijke beperking te snel is gedacht in diagnoses. Dit onderstreept dat er geen diagnose is dat klager het delict vanuit een stoornis heeft gepleegd. De stoornis is niet de hoofdzaak geweest van de uitvoering van het delict. Klager is dan ook toerekeningsvatbaar verklaard. Klager is verstandelijk beperkt en heeft extra aandacht nodig. Hij zit daarom op de goede plek. De noodzaak voor dwangbehandeling is gebaseerd op een gevoel, het zich niet veilig voelen. Er zijn geen rapporten dat klager agressief is geweest of dat er incidenten zijn geweest. Men heeft nog niet behoeven in te grijpen. Klager wil graag naar een andere inrichting worden overgeplaatst. Hij vindt het niet leuk in het PPC. Hij heeft niks gedaan en krijgt zomaar medicatie. Het probleem ligt bij het personeel. Hij verblijft al twee jaar binnen en is nooit agressief geweest, heeft niet geslagen of iets dergelijks. Hij voelt zich machteloos.

De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager verblijft in het PPC en daar is vastgesteld door twee psychiaters dat
a-dwangmedicatie noodzakelijk is. Diagnostisch is sprake van een waanstoornis. De wanen hebben een seksuele inhoud en er is sprake van dreiging naar medepatiënten en personeelsleden. Vanuit die wanen wil hij ze beschermen. Er is een ernstig risico dat klager door die denkstoornis iemand anders pijn zal doen. Hij maakt grensoverschrijdende seksuele opmerkingen. Medewerkers en behandelaren voelen zich niet veilig op de afdeling. Klager zijn indexdelict is het neerschieten van een man die volgens de overtuiging van klager zijn (klagers) dochtertje zou hebben misbruikt. De directeur vond dat in de adviezen van de psychiaters voldoende duidelijk is gemaakt dat klager een ernstige psychiatrische stoornis heeft waar gevaar uit voort komt en dat er een causaal verband bestaat tussen het gevaar en de stoornis. Er is getracht met klager vertrouwen op te bouwen en er zijn gesprekken opgestart om hem vrijwillig de medicatie in te laten nemen, maar dit stuitte op agressie bij klager. In het behandelplan is sprake van een toename van agressieve uitlatingen van klager en een steeds explicietere woordkeuze. Zo geeft hij aan iemand zijn keel open te (gaan) snijden. De directeur licht toe dat er niet alleen wordt ingegrepen wanneer er iets gebeurt, maar ook voordat iets gebeurt. Dat is aan de orde bij de toepassing van een a-dwangbehandeling in plaats van de acute noodzaak bij een b-dwangbehandeling.

De psychiater voegt hieraan toe dat klager is geplaatst op een afdeling met expertise in het omgaan met mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB). Dit laatste is in het PBC ook vastgesteld bij klager. De benadering is gericht op een goede omgang met mensen met zijn problematiek. In het PBC was nog geen diagnose gesteld, maar de psychiaters in het PPC kijken daar anders naar na weken van observatie. Er is bij klager een diagnose gesteld en daarop is de dwangbehandeling gestart.

3.         De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de stoornis van de geestesvermogens de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.De directeur heeft de beslissing klager te verplichten tot het ondergaan van een a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager, tevens uittreksel van klagers behandelingsplan, en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het navolgende – kort en zakelijk weergegeven – naar voren.
Klager is gediagnosticeerd met een waanstoornis. De wanen hebben een seksuele inhoud en daarbij passende paranoïde wanen en akoestische hallucinaties. Daarbij is sprake van LVB. Klager is psychotisch en is ervan overtuigd dat allerlei seksuele handelingen op de afdeling plaatsvinden. Hij meent dat vrouwen op de afdeling misbruikt worden en wil ze beschermen. In zijn uitlatingen wordt klager steeds explicieter dat hij hen zal beschermen en dat hij de daders wat zal aandoen. De kans op een recidief indexdelict wordt als heel hoog ingeschat. De dwangbehandeling is volstrekt noodzakelijk vanwege het gevaar dat klager een ander van het leven zal beroven of hem/haar ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Verder is voldoende aannemelijk dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Tevens is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, U.P. Burke en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 6 december 2019.

 

            secretaris        voorzitter

Naar boven