Nummer: R-19/4361/GA
Betreft: […] datum: 9 december 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y. Bouchikhi, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 2 augustus 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waartegen klager beroep heeft ingesteld die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 6 november 2019, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman voornoemd, en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Leeuwarden. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten, vanwege onderzoek naar klagers betrokkenheid bij een mogelijke ontvluchtingspoging, op 6 juni 2019 (LW 2019-281). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De directeur heeft in het verweerschrift duidelijk aangegeven dat de maatregel op grond van artikel 23, eerste lid, van de Pbw is opgelegd. Ter zitting van de beklagcommissie bleek dat ten onrechte geen schriftelijke mededeling was opgemaakt. Naar aanleiding daarvan veranderde de directeur de grondslag naar het bewaardersarrest, als bedoeld in artikel 23, derde lid, van de Pbw. De grondslag kan niet zomaar achteraf worden veranderd. Nu geen beschikking is opgesteld en klager niet is gehoord, moet het beklag gegrond worden verklaard. Klager wordt door zijn achternaam en de aard en omvang van zijn strafzaak steeds in een adem genoemd met een groep gedetineerden. Met de onrust in de inrichting had hij echter niets te maken. Er was geen reden voor een ordemaatregel en evenmin voor een bewaardersarrest. De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Een medegedetineerde vertoonde handelingen waarvan een serieuze dreiging tot gijzeling uitging. Die gedetineerde had op de afdeling veel contact met klager en een andere gedetineerde. Zij stonden beiden op de GVM-lijst. Die andere gedetineerde deed uitspraken als “er zijn wel meer mogelijkheden om naar buiten te komen”. Klager informeerde waarom de medegedetineerde naar de strafcel was gebracht en toen hem dat niet verteld werd, zei hij “nou, dan weet ik het wel”. Daarom werd klager even achter de deur geplaatst. Het personeel heeft in opdracht van de directeur een bewaardersarrest opgelegd. Dit is binnen enkele uren opgeheven en aan klager zijn excuses aangeboden. De medegedetineerde is voorgesteld voor plaatsing in de EBI.
3. De beoordeling
Vaststaat dat klager op 6 juni 2019 enkele uren ingesloten geweest in opdracht van de directeur. Het kan in het midden blijven of dit een ordemaatregel (als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Pbw) of een bewaardersarrest (als bedoeld in artikel 23, derde lid, van de Pbw) is geweest. In het eerste geval is namelijk niet aan de formaliteiten voldaan. In het tweede geval was de directeur niet bevoegd opdracht tot een bewaardersarrest te geven. Een bewaardersarrest houdt immers in dat een medewerker een maatregel kan treffen, als de beslissing van de directeur niet kan worden afgewacht. Daarvan was hier kennelijk geen sprake. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie daarom vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal daarbij aan klager een tegemoetkoming van € 5,= toekennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 5,= toekomt.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, drs. H. Heddema en mr. A.M.G. Smit, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 9 december 2019.
secretaris voorzitter