Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3117/GA, 30 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/3117/GA

betreft: [klager]                                   datum: 30 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 7 maart 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard, betreffende een disciplinaire straf van intrekking van het eerstvolgende regimesgebonden verlof van drie dagen, wegens het uiten van verbale agressie jegens de verpleegkundige (ZB-2018-711 en ZB-2018-725), en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De beoordeling
Ingevolge artikel 50, tweede lid, van de Pbw beslist de directeur over het opleggen van een disciplinaire straf zo spoedig mogelijk nadat hem daartoe verslag is gedaan. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie dient dit in beginsel binnen 24 uur na het aanzeggen van dat verslag te geschieden, tenzij sprake is geweest van zodanig bijzondere omstandigheden dat deze een langere tijdsduur kunnen rechtvaardigen. Uit de stukken, waaronder de inlichtingen van de directeur, blijkt dat de directeur op 25 oktober 2018 op uitdrukkelijk verzoek van klager de verpleegkundige en een bij het voorval betrokken piw’er heeft gehoord. Op diezelfde dag is het schriftelijk verslag aangezegd. Op 26 oktober 2018 om 14:50 uur – is de disciplinaire straf aan klager uitgereikt. Voldoende aannemelijk is dat de uitreiking onverwijld heeft plaatsgevonden en daarmee is aan het bepaalde van artikel 50, tweede lid, van de Pbw, voldaan. Op grond van artikel 51, eerste lid, aanhef en onder d in verbinding met artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf van intrekking van het eerstvolgende verlof opleggen, indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Blijkens de ‘Sanctiekaart 2016 landelijk’ wordt verbale agressie of bedreiging (fysiek dan wel mentaal) gesanctioneerd met een disciplinaire straf van maximaal drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel. Aan klager is een disciplinaire straf van intrekking van het eerstvolgende regimesgebonden verlof van drie dagen opgelegd, wegens het uiten van verbale agressie jegens een medewerker van de inrichting in het bijzijn van medegedetineerden. Uit het schriftelijk verslag van 25 oktober 2018 volgt dat klager jegens een verpleegkundige een dreigende houding heeft aangenomen en met stemverheffing heeft gescholden. De directeur merkt (in beklag) op dat sanctionering conform de ‘Sanctiekaart 2016 landelijk’ in klagers geval niet mogelijk is, omdat klager in een b.b.i. is geplaatst en niet over een eigen cel beschikt. Nu daarnaast de ‘Sanctiekaart (z.)b.b.i.’ van de penitentiaire inrichting Heerhugowaard ten aanzien van agressieve gedragingen niet voorziet in een straftoemetingsvoorschrift, heeft de directeur ervoor gekozen onderhavige disciplinaire straf op te leggen. De directeur heeft daarmee feiten en omstandigheden aangevoerd die een afwijking van de ‘Sanctiekaart 2016 landelijk’ rechtvaardigen. Daarom heeft de directeur in redelijkheid kunnen beslissen tot de opgelegde disciplinaire straf. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

2.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 30 juli 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven