Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/2477/SGA, 31 oktober 2019, schorsing
Uitspraakdatum:31-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/2477/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 31 oktober 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. D. van den Broek, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting Almelo.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 25 oktober 2019, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte, ingaand op 25 oktober 2019 om 16.00 uur en eindigend op 1 november 2019 om 16.00 uur, wegens de vondst van contrabande op verzoekers cel.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 29 oktober 2019 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 30 oktober 2019.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat  het geval.

Verzoeker stelt dat de beslissing betreffende de aan hem opgelegde disciplinaire straf niet onverwijld aan hem is uitgereikt. De bestreden beslissing dateert van 25 oktober 2019 en is aan verzoeker op 28 oktober 2019 uitgereikt.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, komt naar voren dat de disciplinaire straf is ingegaan op 25 oktober 2019, de bestreden beslissing ook dateert van vrijdag 25 oktober 2019 en pas op de maandag erna op 28 oktober 2019 om 13.35 uur aan verzoeker is uitgereikt. De directeur stelt dat de beslissing zo veel later is uitgereikt door een fout met het proceduresysteem, waarvoor de directeur zijn excuses aan verzoeker heeft aangeboden. De directeur stelt dat verzoeker niet in zijn belangen is geschaad nu verzoeker al eerder om schorsing had kunnen verzoeken, namelijk tegen het niet uitreiken van de beslissing. Ook stelt de directeur dat wanneer verzoeker de bestreden beslissing wel onverwijld uitgereikt had gekregen, de behandeling van een eventueel schorsingsverzoek niet in het weekend in behandeling genomen zou zijn en het schorsingsverzoek pas na het weekend van 26 en 27 oktober 2019 in behandeling zou worden genomen. Overigens heeft verzoeker er zelf voor gekozen pas op 29 oktober 2019 een verzoek tot schorsing in te dienen.

Op grond van het bepaalde in artikel 58, eerste lid, van de Pbw dient een schriftelijke mededeling van een disciplinaire straf onverwijld aan de gedetineerde te worden uitgereikt. Uitgangspunt is daarbij dat een dergelijke mededeling binnen 24 uur wordt uitgereikt. Deze termijn is ruimschoots overschreden, terwijl onvoldoende is gebleken dat verzoeker door deze overschrijding niet in zijn belangen is geschaad. Verzoeker heeft slechts weinig tijd gehad om een effectief schorsingsverzoek te doen en de inhoud van het schorsingsverzoek kan afhangen van de inhoud van de schriftelijke beslissing. Dat namens verzoeker pas op 29 oktober 2019 een verzoek is gedaan, betekent niet dat hij niet al op 28 oktober 2019 het verzoek had willen doen. Het verzoek is ingediend door een advocaat en met het contacteren van een advocaat en het opsturen van de beslissing zal enige tijd gemoeid zijn. Nu er sprake is van een forse termijnoverschrijding, waarbij verzoeker geschaad kan zijn in zijn belangen, zijn er termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 31 oktober 2019

 secretaris         voorzitter

Naar boven