Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2562/GA, 03 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:03-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/2562/GA

betreft: [klager]                                               datum: 3 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 18 december 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M. de Reus om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van de klachten en de uitspraak van de beklagcommissie
De klachten (voor zover in beroep aan de orde) betreffen:
a. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie vanwege het weigeren van een urinecontrole (IJ-2018-944)
b. het (als gevolg hiervan) terugplaatsen van klager naar het basisprogramma (IJ-2018-966). De beklagcommissie heeft de klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a. Naar het oordeel van klager is geen sprake van een verwijtbare weigering, zodat geen sprake is van gedrag zoals beschreven in artikel 50 en 51 van de Pbw. Uit het dossier blijkt dat klager bij terugkomst van een eerder algemeen verlof heeft getracht te frauderen bij een urinecontrole. Daaropvolgend is met klager door de directeur de afspraak gemaakt dat hij een tweetal meetbare en van afbouw blijk gevende urinecontroles moest afstaan, zodat de directeur mogelijkerwijs positief zou kunnen adviseren op een verzoek tot deelname aan een penitentiair programma. Klager heeft vervolgens medewerking verleend aan die urinecontroles. Vervolgens is, zo blijkt uit de inlichtingen van de directeur, twijfel gerezen over de afbouw en is klager nogmaals verzocht medewerking te verlenen. Gegeven de omstandigheid dat klager eerder heeft meegewerkt conform de afspraak met de directeur en sprake was van afbouw, heeft klager medewerking aan deze hernieuwde urinecontroles geweigerd. Deze weigering is, gelet op het voorgaande, niet verwijtbaar zodat de strafoplegging in strijd met de wet moet worden geacht.
b. Nu sprake is van een terechte weigering, stelt klager zich op het standpunt dat sprake was van onvoldoende negatief gedrag om de bestreden beslissing tot terugplaatsing naar het basisprogramma te kunnen dragen. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a. Een urinecontrole kan plaatsvinden bij bepaalde aanwijzingen jegens een individuele gedetineerde (RSJ 19 juli 2000, 00/0634/GA). In het onderhavige geval is bij de directie twijfel gerezen om welke reden de directie het, mede ten behoeve van het positieve voorstel voor deelname aan een penitentiair programma, noodzakelijk vond dat klager nog één keer urine zou afstaan. Immers kon alleen op deze manier tot een betrouwbare berekening worden gekomen om vast te stellen of sprake was van bijgebruik of niet. Gelet op de weigerachtige houding van klager in samenhang met zijn cannabisgebruik gedurende zijn detentie en het feit dat klager tijdens zijn vorige verlof spacecake had gegeten, was het voor de directie aannemelijk dat klager toch weer had gebruikt en is besloten tot het opleggen van de disciplinaire straf.
b. Ten aanzien van de beslissing tot terugplaatsing geldt dat klager niet op alle onderdelen ‘groen gedrag’ heeft vertoond. Op 12 september 2018 heeft klager getracht te frauderen met een urinecontrole. Voorts is op 14 september 2018 een te hoog THC-gehalte vastgesteld en  heeft klager op 18 oktober 2018 een urinecontrole geweigerd. Tegen deze achtergrond is klager terecht en op goede gronden teruggeplaatst naar het basisprogramma.

3.         De beoordeling
Hetgeen in beroep ten aanzien van a. is aangevoerd, kan voor zover dat is komen vast te staan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat door de directeur is toegelicht dat, mede in het licht van klagers beoogde traject tot deelname aan een penitentiair programma, het noodzakelijk werd geacht dat klager nog één keer urine afstond, zodat een betrouwbare berekening kon worden gemaakt om vast te stellen of sprake was van bijgebruik. De door klager gestelde afspraak omtrent het aantal controles is niet feitelijk onderbouwd. Bovendien kon de directie, mede gezien de eerdere gebruik incidenten, in redelijkheid een extra controle opdragen. Nu klager deelname aan deze urinecontrole heeft geweigerd, kon in redelijkheid de onderhavige disciplinaire straf worden opgelegd. De beroepscommissie heeft kennisgenomen van de dossiergegevens betreffende het detentieverloop van klager en van de belangenafweging van de directeur. De beroepscommissie oordeelt dat hetgeen in beroep is aangevoerd, gelet op die gegevens, niet tot een ander oordeel kan leiden dan de beslissing van de beklagcommissie en komt ten aanzien van b. tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 3 september 2019.

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven