Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2505/GA, 10 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:10-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/2505/GA

betreft: [klager]                                    datum: 10 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Schepers, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 13 december 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 8 maart 2019, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsman mr. J. Schepers en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de penitentiaire inrichtingen Rotterdam, […]. Klager die zich inmiddels in vrijheid bevindt en van wie geen adres bekend is, kon niet voor de zitting worden opgeroepen. Als toehoorder was aanwezig […], werkzaam bij de Raad. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel met ingang van 19 april 2018, zonder televisie, omdat klager iets heeft aangepakt van een bezoeker en dat in zijn mond heeft gestoken en
b. de ontzegging van de toegang tot de inrichting voor de duur van drie maanden van twee bezoekers van klager (de heer G. en de heer A.) (Ho-2018-000193 en Ho-2018-000194). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
a. Klager betwist iets te hebben aangenomen van zijn bezoek. Nu sprake is van twijfel had aan klager, in plaats van een disciplinaire straf, een ordemaatregel van plaatsing in afzondering opgelegd dienen te worden, met gebruikmaking van een zeef. Vervolgens had beslist kunnen worden over de oplegging van een disciplinaire straf. Klager acht het niet passend dat direct een disciplinaire straf is opgelegd. Door de directeur is in het verweerschrift in beklag aangegeven dat klager contrabande zou hebben ingeslikt. Derhalve is niet duidelijk of de maatregel nu is gebaseerd op het aanpakken en inslikken van iets of op het aannemen van contrabande. Voorts volgt uit de schriftelijke mededeling niet dat er een individuele belangenafweging is gemaakt. Ook volgt daar niet uit dat de directeur heeft overwogen een waarschuwing te geven.
b. Klagers bezoek is ten onrechte de toegang tot de inrichting ontzegd. Klager ontkent dat hij zou hebben geweigerd het vermeende voorwerp aan het personeel te laten zien. In het schriftelijke verslag is vermeld dat via het camerasysteem is gezien dat klager iets van zijn bezoek zou hebben aangepakt. Als dit correct is, dan zou op de beelden ook te zien moeten zijn welke van de twee bezoekers iets heeft gegeven aan klager. Klager kon geen antwoord geven op de vraag van welke bezoeker hij iets heeft aangepakt nu hij betwist iets te hebben aangepakt. Indien, zoals in dit geval, niet vastgesteld kan worden van welke bezoeker iets is aangepakt, kunnen niet alle bezoekers de toegang tot de inrichting worden ontzegd. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur acht het zeer waarschijnlijk dat klager contrabande heeft aangenomen en ingeslikt, maar dit is niet waar hij voor is gesanctioneerd. De directeur heeft klagers gedrag gesanctioneerd; namelijk het aannemen van iets van het bezoek en dat vervolgens in de mond stoppen en inslikken op een plek waar dat niet is toegestaan. Deze gedragingen zijn gezien door het personeel. Het personeel heeft er geen belang bij hierover te liegen. Omdat klager al enige tijd op eigen cel had verbleven en had meegedraaid met het dagprogramma toen de directeur hem sprak om het rapport af te handelen, heeft de directeur beslist klager op eigen cel te houden en aan hem een disciplinaire straf van opsluiting in eigen cel op te leggen. De directeur had klager ook eerst een ordemaatregel van plaatsing in een afzonderingscel op kunnen leggen, maar dan was klager juist slechter af geweest.

2.         De beoordeling
a.Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie acht op basis van het schriftelijk verslag aannemelijk dat klager iets heeft aangenomen van zijn bezoek en dat vervolgens heeft ingeslikt, hetgeen niet is toegestaan. De beroepscommissie acht de schriftelijke mededeling voldoende gemotiveerd. Het beroep ten aanzien van a. zal ongegrond worden verklaard.
b.Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de beroepscommissie vast dat door het personeel is geconstateerd dat een van de twee bezoekers iets aan klager heeft overhandigd, hetgeen niet is toegestaan. Nu klager heeft geweigerd antwoord te geven op de vraag van welke van de twee bezoekers hij iets overhandigd heeft gekregen, is de beroepscommissie van oordeel dat het voor zijn rekening en risico dient te komen dat beide bezoekers de toegang tot de inrichting is ontzegd. Het beroep ten aanzien van b. zal eveneens ongegrond worden verklaard.

3.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 10 april 2019

                                   

                         secretaris                                                       voorzitter

Naar boven