Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2695/GB, 6 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:06-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/2695/GB

Betreft: [klager] datum: 6 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 21 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1974], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 november 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, welke op 18 november 2003 aan klager is uitgereikt,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Lelystad ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 24 juni 2003 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Lelystad. Op 21 november 2003 is hij geplaatst in de gevangenis Lelystad, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van tien maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 17 september 2003. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 30 januari 2004.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager kan niet in de gevangenis Lelystad geplaatst worden. Er zitten daar op de C2 namelijk gedetineerden die met klagers strafzaak te maken hebben gehad. Dat wordt dan de ene vechtpartij na de andere en klager heeft daar geen zinin. Klager prefereert om zijn straf uit te zitten in het h.v.b.. Als hij in de gevangenis wordt geplaatst, wordt het moord en doodslag.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft niet aangegeven welke gedetineerden het betreft. De gevangenis Lelystad bestaat uit 144 cellen, verdeeld over vier afdelingen, die weer onderverdeeld zijn in twee verdiepingen. Als klager aangeeft om welke gedetineerdenhet gaat, kan men daar bij de plaatsing rekening mee houden en zal hij niet op dezelfde afdeling en verdieping worden geplaatst als zijn vermeende vijanden. Klager heeft verzocht om zijn straf te mogen uitzitten in het h.v.b.. Metinachtneming van artikel 15 Pbw dient een gedetineerde, ten aanzien waarvan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf is gelast, geplaatst te worden in een inrichting met de juiste bestemming. Klager heeft aanvankelijk verzocht omgeplaatst te worden in de gevangenis Zuyder Bos of de gevangenis De Marwei zonder daarvoor een motivering te geven. Gelet op de lange wachtlijsten van beide inrichtingen en de geringe doorstroming, is de keuze gemaakt voor eeninrichting met een relatief korte wachtlijst.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Lelystad is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager wenst niet geplaatst te worden in de gevangenis Lelystad omdat daar bij zijn strafzaak betrokken gedetineerden zouden verblijven en hij voor vechtpartijen vreest. Klager heeft de namen van de betreffende gedetineerdenniet opgegeven, maar wel vermeld dat ze op de C2-afdeling zouden verblijven. Uit klagers registratiekaart blijkt dat hij inmiddels op de E-afdeling van de gevangenis is geplaatst. Voorts beschikt de gevangenis Lelystad over vierafdelingen en zou, indien klager toch op een afdeling met de door hem bedoelde gedetineerden zou zijn geplaatst, de directeur kunnen beslissen tot interne overplaatsing. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing vande selectiefunctionaris is, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk ofonbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 6 januari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven