Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1751/GA, 19 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:19-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vervoer  v

 

nummer:          R-18/1751/GA

 

betreft: [klager]            datum: 19 april 2019

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.W.M.  Hopmans, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 24 september 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 maart 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klagers raadsvrouw mr. F.W.M. Hopmans. De raadsvrouw van klager heeft ter zitting te kennen gegeven dat zij met klager heeft gesproken en dat hij niet wenst te komen. Na afloop van de zitting heeft de Raad op 12 april 2019 een verklaring van klager van diezelfde datum ontvangen, inhoudende dat hij geen afstand wenst te doen en dat hij niet op de hoogte is gebracht van de zitting. Gelet op de verklaring van de raadsvrouw van klager, alsmede het feit dat klager op de juiste wijze is opgeroepen voor de zitting, acht de beroepscommissie niet aannemelijk dat klager niet op de hoogte was van de zitting. De beroepscommissie zal derhalve inhoudelijk op het beroep beslissen.

De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de omstandigheid dat versproducten in dozen zouden zijn gepakt door personeel van de p.i. Nieuwegein als gevolg waarvan de kleding van klager uit die dozen is beschadigd toen klager werd overgeplaatst naar de p.i. Vught (klachtnummer NM2018/1146).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft zelf de doos ingepakt die hij meteen zelf mocht meenemen toen hij werd overgeplaatst. De andere acht dozen zijn ingepakt door het inrichtingspersoneel. Klager heeft nadrukkelijk aangegeven dat de versproducten aan medegedetineerden gegeven diende te worden. In het klaagschrift staat niet de juiste weergave van de feiten opgeschreven. Klager heeft, voordat hij weg ging, niet de dozen dicht gedaan. Klager kan niet aantonen dat het inrichtingspersoneel zijn dozen heeft ingepakt en ook niet dat zij de versproducten in de dozen hebben gestopt. 

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Op 13 juli 2017 is klager vanuit de p.i. Nieuwegein overgeplaatst naar de p.i. Vught.

In artikel 3.7 van de Huisregels van de p.i. Nieuwegein is bepaald dat bij overplaatsing naar een andere inrichting bederfelijke waar die bij een gedetineerde in het bezit zijn niet worden vervoerd. In artikel 4.5.1 van de Huisregels is opgenomen dat een gedetineerde bij overplaatsing zelf zijn goederen moet inpakken en dat slechts één kleine standaarddoos met artikelen met het vervoer kan worden meegenomen en dat de overige bezittingen worden nagestuurd. Voorts staat in dat artikel vermeld dat aan bederf onderhevige waar niet kan worden meegenomen of worden nagestuurd. Deze waar wordt vernietigd.

Klager heeft, met betrekking tot de gang van zaken omtrent het inpakken van de dozen, verschillende verklaringen afgelegd. De afgelegde verklaringen lopen uiteen met de verklaring van de directie. Geen van de verklaringen van klager is op enig moment onderbouwd met feiten. De beroepscommissie kan derhalve op basis van de aanwezige stukken niet vaststellen door wie de dozen van klager zijn ingepakt. Ook kan niet worden vastgesteld door wie, indien al bederfelijke waren in de dozen zouden zijn ingepakt, deze waren zijn ingepakt, dan wel of is nagelaten om op verzoek van klager de bederfelijke waren uit de dozen te halen en aan medegedetineerden van klager te verstrekken. Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, ing. M.J. Mulders en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 19 april 2019.

 

 

               

 

secretaris        

voorzitter

 

Naar boven