nummer: R-19/4082/GM
betreft: [klager] datum: 29 november 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan penitentiaire inrichting (p.i.) Heerhugowaard, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 12 juni 2019 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Klager en de inrichtingsarts zijn uitgenodigd ter zitting van de beroepscommissie van 14 oktober 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, te worden gehoord. Klager heeft een verklaring ondertekend waarbij hij afstand heeft gedaan van zijn recht om ter zitting te worden gehoord. De inrichtingsarts is niet ter zitting verschenen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 3 juni 2019, betreft het niet op tijd leveren van klagers medicatie om te stoppen met roken.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager heeft ruim van tevoren aangegeven dat zijn medicijnen moesten worden aangevuld. Hij is op maandag 20 en dinsdag 21 mei 2019 langs de medische dienst geweest om nieuwe medicijnen te vragen. Deze zouden donderdag 23 mei 2019 geleverd worden. Op die dag werd klager verteld dat de medicatie er niet was. Ook in het weekend werd dit tegen hem gezegd. Later bleek de medicatie gewoon bij de medische dienst te liggen. Pas op maandag 27 mei 2019 ontving klager de medicatie. Klager heeft daardoor de medicatie vier dagen niet kunnen innemen. De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. De medicatie van klager was wel ontvangen, maar onduidelijk is waarom deze niet naar de afdeling is gegaan. Er is helaas geen bericht van de afdeling gekomen dat klager zijn medicatie heeft gemist.
3. De beoordeling
De inrichtingsarts is verantwoordelijk voor de medicatieverstrekking aan gedetineerden. De beroepscommissie stelt als onbestreden vast dat de voor klager bestemde medicatie wel aanwezig was bij de medische dienst maar niet aan de afdeling waar klager verbleef, is verstrekt. Gelet hierop moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager. Zij ziet in de gegrondverklaring voldoende genoegdoening voor klager.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris op 29 november 2019
secretaris voorzitter
Versie informatie document
Publicatie op Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming:
Huidige versie: 1
Datum beschikbaarheid huidige versie: 13-12-2019 (vanaf dit moment beschikbaar op Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming)
Datum document:
Uitspraakdatum: 29-11-2019